ECLI:NL:RVS:2012:BW5901

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201108970/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergunning voor woningbouw in beschermingszone waterkering

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 juli 2011 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn vergunningaanvraag ongegrond verklaarde. De aanvraag betrof het oprichten van een woning en oprit op een perceel in De Hoef, dat zich binnen de beschermingszone van een waterkering bevond. Het bestuur had de vergunning op 5 januari 2010 afgewezen, omdat de bouwplannen in strijd waren met de Keur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De rechtbank oordeelde dat het bestuur terecht had geweigerd om de vergunning te verlenen, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden.

Tijdens de zitting op 19 april 2012 heeft [appellant] betoogd dat er wel bijzondere omstandigheden zijn, zoals een gebrek aan communicatie van het gemeentebestuur en de financiële en emotionele gevolgen van de afwijzing. Hij stelde ook dat de huidige situatie veilig is en dat onderhoud aan het waterstaatswerk mogelijk is. Het bestuur daarentegen heeft betoogd dat de bouw van de woning de stabiliteit van de waterkering negatief zou beïnvloeden en dat er risico's zijn verbonden aan het hebben van bouwwerken in de waterkering.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat [appellant] geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die het bestuur zouden moeten nopen tot afwijking van de Beleidsnota. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201108970/1/A2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te De Hoef, gemeente De Ronde Venen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2011 in zaak nr. 11/564 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het bestuur de aanvraag van [appellant] voor het verlenen van vergunning ten behoeve van het oprichten van een woning en de daarbij behorende oprit aan het perceel [locatie] te De Hoef, afgewezen.
Bij besluit van 1 december 2010 heeft het bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2012, waar [appellant], in persoon, bijgestaan door V. van der Wal, werkzaam bij BAM Advies en Engineering, en ir. C. Bisschop, werkzaam bij Grontmij Nederland B.V., en het bestuur, vertegenwoordigd door B.G.J. van Wissen, ir. R.E.M. Offermans en M.J. van Alphen, werkzaam bij het hoogheemraadschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1.1 van de Keur hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2009 (hierna: de Keur), voor zover deze luidde ten tijde van belang, is de beschermingszone een aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften krachtens deze keur van toepassing zijn.
Ingevolge hetzelfde artikel is het keurprofiel het binnen een grondlichaam gedefinieerde minimaal vereiste theoretische profiel van een waterkering dat nodig is voor de vereiste bescherming tegen water van buiten.
Ingevolge hetzelfde artikel is het profiel van vrije ruimte de (in de ondergrond) rond het keurprofiel gereserveerde (naar verwachting benodigde) ruimte voor in de toekomst benodigde versterking en ophoging.
Ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, is het verboden zonder vergunning van het bestuur om binnen de kernzone en beschermingszones van waterkeringen en de kernzone van beschermende gronden werken aan te brengen, te hebben, of te verwijderen, die op een diepte van meer dan 0,5 meter in de ondergrond verankerd of gelegen zijn.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om vergunning op grond van de Keur te verlenen hanteert het bestuur de Beleidsnota Keurontheffingen Waterkeringen (hierna: de Beleidsnota). Volgens hoofdstuk 14.5 van de Beleidsnota, voor zover deze luidde ten tijde van belang, wordt voor nieuwbouw alleen vergunning verleend buiten het profiel van vrije ruimte en op voorwaarde dat aangetoond wordt dat stabiliteit van de waterkering gewaarborgd blijft (B). […]
Overige voorwaarden voor vergunningverlening voor nieuwbouw en uitbreiding bestaande bebouwing (B) zijn:
* Aangetoond dient te worden dat het bouwwerk of de uitbreiding daarvan stabiel en standzeker is.
* Met overzichtstekeningen en dwarsprofielen dient te worden aangegeven of de bebouwing (inclusief fundering) binnen het profiel van vrije ruimte komt te liggen. Indien dit niet het geval is bestaat er geen gevaar voor instabiliteit voor de waterkering.
* Indien het bouwwerk deels binnen het profiel van vrije ruimte komt te liggen dient te worden aangetoond dat de stabiliteit van de waterkering hierdoor niet wordt aangetast en dat ophoging en versterking van de waterkering hierdoor niet onmogelijk of duurder wordt.
* De onderbouwing dient door een deskundige middels stabiliteitsberekeningen te worden uitgevoerd.
* Voor de onderbouwing van de standzekerheid en stabiliteit van het bouwwerk dient gebruik te worden gemaakt van de Technische Grondslagen Bouw (TGB, 1990) en het Voorschrift Toetsen op Veiliging (VTV, 2004).
2.2. In oktober 2008, nadat [appellant] reeds was gestart met de bouw van zijn woning, is hij door het bestuur geïnformeerd dat voor de woning en de daarbij behorende oprit, welke op dat moment nog niet was gerealiseerd, vergunning is vereist. Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het bestuur de daartoe strekkende aanvragen afgewezen, omdat een deel van de woning zich binnen het keurprofiel en het profiel van vrije ruimte van de direct secundaire waterkering van polder Groot Wilnis-Vinkeveen bevindt. Volgens de Beleidsnota wordt geen vergunning verleend voor nieuwbouw binnen de vrije ruimte. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aanwezig op grond waarvan van dit beleid moet worden afgeweken, aldus het bestuur. Dit standpunt is rechtmatig bevonden door de rechtbank in haar uitspraak van 5 juli 2011.
2.3. Niet in geschil is dat de Beleidsnota aan het verlenen van vergunning ten behoeve van het oprichten van de woning en de daarbij behorende oprit in de weg staat.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er wel bijzondere omstandigheden zijn die het bestuur zouden moeten nopen tot afwijken van de Beleidsnota. Deze bijzondere omstandigheden zijn volgens hem gelegen in het gebrek aan communicatie tussen het gemeentebestuur en het bestuur, waardoor [appellant] niet op de hoogte was van een vergunningplicht, alsmede de grote financiële en emotionele gevolgen die voor hem aan het weigeren van de vergunning verbonden zijn. Daarnaast, zo stelt [appellant], is de huidige situatie veilig en is het ook thans mogelijk onderhoudswerkzaamheden aan het waterstaatswerk te verrichten. Ter onderbouwing wijst [appellant] op de werkzaamheden die in mei/juni 2010 hebben plaatsgevonden.
2.4.1. De zorg voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen bij de bouw van een woning, berust in de eerste plaats bij de aanvrager. Het betoog dat het gemeentebestuur meer informatie had moeten verschaffen over de vergunningplicht ingevolge de Keur, kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak reeds omdat het bestuur en niet het gemeentebestuur wat betreft deze vergunning het bevoegde bestuursorgaan is. Van het bestuur kan in redelijkheid niet worden gevergd dat het zich van iedere aanvraag voor een bouwvergunning op de hoogte stelt. Het bestuur heeft, zoals de rechtbank terecht en op goede gronden heeft overwogen, [appellant] vanaf oktober 2008 voortvarend ingelicht over het in strijd met de Keur oprichten van de woning. Dat [appellant] daarna met de bouw is doorgegaan, komt voor zijn eigen rekening. Het enkele feit dat het gemeentebestuur en het bestuur naar aanleiding van de zaak van [appellant] hebben besloten tot nauwere samenwerking, betekent niet dat het bestuur ten tijde van de aanvraag om een bouwvergunning [appellant] op de hoogte had moeten stellen van de vergunningplicht ingevolge de Keur.
Het betoog faalt.
2.4.2. Het bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat bouwwerken ter plaatse de stabiliteit negatief beïnvloeden. Dit kan direct het geval zijn doordat het bouwwerk een verzwakking betekent van de waterkering. En ook indirect doordat er onder het bouwwerk holle ruimtes ontstaan die niet kunnen worden geïnspecteerd, onderhouden en beheerd. Daarnaast vormt het hebben van waterkeringsvreemde objecten in de waterkering volgens het bestuur een groot en kostbaar probleem bij het ophogen. [appellant] heeft met zijn betoog dat de huidige situatie wat betreft de waterhuishouding veilig is en de aanwezigheid van de woning het onderhoud aan het waterstaatswerk niet bemoeilijkt, niet aannemelijk gemaakt dat het bestuur niet van het voorgaande heeft kunnen uitgaan.
2.4.3. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat [appellant] geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die voor het bestuur aanleiding hadden dienen te geven een uitzondering op het beleid te maken.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Reeds hierom kan het verzoek om schadevergoeding niet worden ingewilligd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek van [appellanten] om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012
85-729.