ECLI:NL:RVS:2012:BW5635
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.L.M. van Loo
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de afwijzing van een verblijfsvergunning voor een ongehuwde partner van een Unieburger
In deze zaak gaat het om een vreemdeling die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had afgewezen. De vreemdeling, die stelt ongehuwde partner te zijn van een Unieburger, betoogt dat het beleid van de minister van Justitie, dat vereist dat een duurzame relatie tussen een Unieburger en zijn ongehuwde partner wordt aangenomen indien zij gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding voeren, discriminerend is. De rechtbank had eerder overwogen dat dit beleid niet discriminerend is, omdat het ook voor andere vreemdelingen geldt en dat de vreemdeling niet voldoende bewijs heeft geleverd van een duurzame relatie.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de vreemdeling, hoewel zij beide wegen openstaan voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning, niet heeft aangetoond dat zij voldoet aan de vereisten van het beleid. De minister heeft ter zitting toegelicht dat Nederland, conform de richtlijn van de Europese Unie, de binnenkomst en het verblijf van ongehuwde partners van Unieburgers vergemakkelijkt, maar dat er wel degelijk bewijs van een duurzame relatie moet zijn. De Afdeling stelt vast dat het beleid van de minister niet in strijd is met de richtlijn en dat de vereisten voor het bewijs van een duurzame relatie niet onredelijk zijn. De grief van de vreemdeling faalt, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
De Raad van State concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 26 april 2012.