ECLI:NL:RVS:2012:BW5261

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203167/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Amsteleiland

Op 8 februari 2012 heeft de raad van de gemeente Amstelveen het bestemmingsplan "Amsteleiland" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen op 27 maart 2012 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 24 april 2012 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren [verzoeker] en anderen aanwezig, bijgestaan door mr. ing. J.A.M. van der Lee, en de raad vertegenwoordigd door M. Maarschalk en P.C. Vermond. Ook het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland en de ontwikkelaars van de woningen, Eiland in de Amstel B.V. en [belanghebbende], waren ter zitting aanwezig.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 30 woningen op het Amsteleiland. De ontwikkelaars hebben verklaard geen aanvragen voor omgevingsvergunningen in te dienen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan. Hierdoor zullen er geen onomkeerbare gevolgen optreden tijdens de bodemprocedure. De voorzitter heeft geen aanleiding gezien om aan te nemen dat er onomkeerbare gevolgen zullen zijn als gevolg van de uitvoering van het plan.

Gezien het voorgaande heeft de voorzitter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 4 mei 2012 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201203167/2/R1.
Datum uitspraak: 4 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Amstelveen, en anderen,
en
de raad van de gemeente Amstelveen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Amsteleiland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2012, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 april 2012, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [gemachtigden], bijgestaan door mr. ing. J.A.M. van der Lee, en de raad, vertegenwoordigd door M. Maarschalk en P.C. Vermond, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, werkzaam bij de provincie, en Eiland in de Amstel B.V. en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Noordwijk.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in 30 woningen op het Amsteleiland. Door het college van gedeputeerde staten is bij besluit van 30 augustus 2011 ten behoeve van het plan een ontheffing van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie verleend.
2.3. [verzoeker] en anderen beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen als gevolg van de bouw van de woningen en andere uitvoeringswerkzaamheden te voorkomen. Zij vrezen dat hangende de bodemprocedure voldongen feiten worden gecreëerd.
2.4. Ter zitting hebben Eiland in de Amstel en [belanghebbende], de ontwikkelaars van de voorziene 30 woningen op het Amsteleiland, verklaard dat zij geen aanvragen voor omgevingsvergunningen voor bouwen indienen tot de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep. Gelet hierop zullen zich wat betreft de in het plan voorziene woningen en andere bebouwing, waaronder aanlegsteigers, geen onomkeerbare gevolgen voordoen hangende de bodemprocedure. De voorzitter gaat er daarbij van uit dat indien in die periode desondanks aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwen worden ingediend, de raad [verzoeker] en anderen hiervan op de hoogte zal stellen, zodat zij dan in de gelegenheid zullen zijn zo nodig een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.
Voor zover [verzoeker] en anderen vrezen dat op het Amsteleiland hangende de bodemprocedure andere werken en werkzaamheden dan bouwen zullen worden uitgevoerd, overweegt de voorzitter dat de ontwikkelaars ter zitting hebben verklaard dat met de werkzaamheden in verband met de te slopen gebouwen, waarvoor een sloopvergunning is verleend, en de te saneren bodem hangende de bodemprocedure wordt doorgegaan. Schorsing van het plan kan in zoverre evenwel niet het door [verzoeker] en anderen beoogde resultaat hebben, nu het thans geldende uitbreidingsplan "Eiland in de Amstel" niet in de weg staat aan deze werkzaamheden. De voorzitter ziet verder geen aanleiding om aan te nemen dat als gevolg van de inwerkingtreding van het plan werken en werkzaamheden kunnen worden verricht die onder het thans geldende plan niet zijn toegestaan en in het licht van het beroep van [verzoeker] en anderen onomkeerbare gevolgen zullen hebben. Voor zover [verzoeker] en anderen vrezen dat als gevolg van de uitvoering van werken en werkzaamheden in de bodemprocedure een voldongen situatie wordt gecreëerd met betrekking tot de aanvaardbaarheid van het plan, wordt overwogen dat in de bodemprocedure een volledige beoordeling van de beroepsgronden moet plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande bestaat naar het oordeel van de voorzitter geen zodanig spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek daartoe dient dan ook te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2012
444-703.