201201588/2/R4.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Donkerbroek, gemeente Ooststellingwerf,
2. de stichting Stichting Bewonerscommisie Oosterwolde-Zuid, gevestigd te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf,
3. de stichting Stichting Behoud Buitengebied Donkerbroek West, gevestigd in de gemeente Ooststellingwerf,
verzoekers,
provinciale staten van Fryslân,
verweerders.
Bij besluit van 30 november 2011 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Inpassingsplan N381 van de provincie Fryslân" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2012, de Stichting Bewonerscommissie Oosterwolde-Zuid bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2012, en de Stichting Behoud Buitengebied Donkerbroek West, bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2012, hebben Oosenbrug en Donkbrug de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2012, heeft de Stichting Bewonerscommissie Oosterwolde-Zuid de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de Stichting Behoud Buitengebied Donkerbroek West de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 april 2012, waar [appellanten sub 1], in persoon, de Stichting Bewonerscommissie Oosterwolde-Zuid, vertegenwoordigd door D. Stadman en A. de Jong, de Stichting Behoud Buitengebied Donkerbroek West, vertegenwoordigd door mr. M.T. Hoen, advocaat te Gorredijk, en B.J. Post, en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. J. Gundelach en mr. M.A.A. Soppe, beiden advocaat te Almelo, ing. P.A. Kroeze, drs. ing. A. Meijer, D. Piquer en dr. M. ter Steege,werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan vormt de juridische planologische basis voor de aanpassing van de provinciale weg N381 tussen Drachten en de Drents-Friese grens.
2.3. [appellanten sub 1], de Stichting Behoud Buitengebied Donkerbroek West en de Stichting Bewonerscommissie Oosterwolde-Zuid kunnen zich niet met het plan verenigen. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen hebben zij verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Ter zitting hebben provinciale staten verklaard dat niet zal worden aangevangen met bouw- en aanlegwerkzaamheden en dat geen omgevingsvergunningen zullen worden aangevraagd in verband met de weg totdat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Daarbij gaan zij er vanuit dat de uitspraak in 2012 is te verwachten, gelet op de omstandigheid dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Daarnaast hebben zij toegelicht dat deze werkzaamheden niet eerder dan eerst in het tweede kwartaal van 2013 van start kunnen gaan, vanwege de nog te doorlopen aanbestedingsprocedure, grondverwervingsonderhandelingen en -procedures en het broedseizoen. Wel zal een aantal voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden, bestaande uit de aanleg van vijf zandruggen ten behoeve van de das, de aanleg van twee waterpoelen ten behoeve van de poelkikker en het aanbrengen van grond in het westelijk buitengebied van Donkerbroek. Deze voorbereidende werkzaamheden vinden echter buiten het plangebied, en overigens in overeenstemming met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, plaats. Daarnaast zullen onderzoekswerkzaamheden in verband met het aspect geluid plaatsvinden, zoals asfaltonderzoek en gevelonderzoek, en zal archeologisch onderzoek worden verricht op inmiddels door de provincie verworven gronden.
2.5. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak. Verzoekers hebben geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Duursma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012