ECLI:NL:RVS:2012:BW5234

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201902/1/R2 en 201201902/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan Noordwal-Veenkade niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 mei 2012 uitspraak gedaan over het beroep van de Stichting Bewonersorganisatie Zeeheldenkwartier De Groene Eland en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Den Haag, dat op 22 december 2011 het bestemmingsplan "Noordwal-Veenkade" heeft vastgesteld. De Stichting heeft op 14 februari 2012 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 13 april 2012 ter zitting behandeld, waarbij de Stichting werd vertegenwoordigd door mr. H.G. Boenders en de raad door mr. E.C.M. Schippers en C. Marks.

Tijdens de procedure bleek dat de Stichting de gronden van haar beroep niet tijdig had ingediend, ondanks een eerdere waarschuwing en een gestelde termijn om dit te herstellen. De gronden werden pas op 2 april 2012 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel. De voorzitter oordeelde dat er geen omstandigheden waren die het verzuim verschoonbaar maakten. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij de voorzitter, mr. J.A. Hagen, en ambtenaar van staat, mr. P.J.A.M. Broekman, aanwezig waren.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepsgronden en de verantwoordelijkheden van de indiener in bestuursrechtelijke procedures. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, gezien de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

201201902/1/R2 en 201201902/2/R2.
Datum uitspraak: 1 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de stichting Stichting Bewonersorganisatie Zeeheldenkwartier De Groene Eland en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: de Stichting), gevestigd te 's-Gravenhage,
appellanten,
en
de raad van de gemeente den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Noordwal-Veenkade" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2012, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Stichting en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2012, waar de Stichting, vertegenwoordigd door mr. H.G. Boenders, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, en C. Marks, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bevat een beroepschrift de gronden van het beroep. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.3. De Stichting heeft de gronden van haar beroep niet vermeld. Bij aangetekende brief van 21 februari 2012 is de Stichting gewezen op dit verzuim en is zij tot en met 20 maart 2012 in de gelegenheid gesteld het te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Stichting heeft de gronden van haar beroep ingediend bij brief van 2 april 2012, ingekomen bij de Raad van State op dezelfde datum, derhalve buiten de gestelde termijn. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de Stichting niet kan worden verweten niet tijdig de gronden van het beroep te hebben ingediend. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door de Stichting gestelde omstandigheid dat door een misverstand aan de zijde van de Stichting de gronden van haar beroep niet eerder zijn ingediend, nu het tijdig indienen van gronden een verantwoordelijkheid van de Stichting is. Ook overigens zijn er geen gronden om het verzuim verschoonbaar te achten.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Gelet op deze uitkomst bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2012
12-726.