ECLI:NL:RVS:2012:BW4925
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- A.B.M. Hent
- E. Steendijk
- W.M.P. van Gemert
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen uitspraak rechtbank over vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, die op 23 februari 2012 een beroep van een vreemdeling tegen zijn vreemdelingenbewaring gegrond verklaarde. De rechtbank had de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De minister stelde hoger beroep in, omdat hij van mening was dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vreemdeling na zijn strafrechtelijke detentie niet aansluitend in vreemdelingenbewaring had mogen worden gesteld. De minister betoogde dat de vreemdeling, die van 25 november 2011 tot 24 januari 2012 in strafrechtelijke detentie had verbleven, niet voldoende inspanningen had verricht om zijn vertrek te bewerkstelligen en dat de strafrechtelijke detentie de vertrektermijn niet opschortte. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de vreemdeling tijdens zijn detentie de op hem rustende vertrekplicht diende na te komen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de minister in het gelijk stelde.