201012602/1/A4.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Bergen (NH),
2. gemeente Bergen (NH),
3. stichting Stichting Gasalarm2 en de Wijkvereniging Kruidenbuurt Bergen, beide gevestigd te Bergen (NH),
4. de stichting Stichting Ondergrondse Opslag Bergermeer (hierna: SOOB), gevestigd te Alkmaar,
5. [appellante sub 5], wonend te Bergen (NH),
de minister van Economische Zaken, thans: de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de minister),
verweerder.
Bij besluit van 9 juli 2010 heeft de minister, op verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAQA Energy B.V. (hierna: TAQA) op grond van de artikelen 39, aanhef en onder b, en 36, derde lid, van de Mijnbouwwet het besluit van 17 juli 2007 waarbij is ingestemd met het opslagplan Bergermeer, gewijzigd.
Bij besluit van 22 november 2010 heeft de minister op de hiertegen gemaakte bezwaren door onder meer [appellant sub 1], de gemeente Bergen, Stichting Gasalarm2, Wijkvereniging Kruidenbuurt, SOOB en [appellante sub 5], besloten.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2010, gemeente Bergen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, Stichting Gasalarm2 en Wijkvereniging Kruidenbuurt bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2010, SOOB bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2010, en [appellante sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2011, beroep ingesteld. Stichting Gasalarm2 en Wijkvereniging Kruidenbuurt hebben hun beroep aangevuld bij brief van 26 januari 2011. SOOB heeft haar beroep aangevuld bij brief van 27 januari 2011.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft op 3 oktober 2011 desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Gemeente Bergen, Stichting Gasalarm2, SOOB, de minister en TAQA hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 1], gemeente Bergen, Stichting Gasalarm2, SOOB, [appellante sub 5], de minister en TAQA hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2012, waar [appellant sub 1], in persoon, gemeente Bergen en SOOB, vertegenwoordigd door onder meer mr. J.F. de Groot, advocaat te Amsterdam, Stichting Gasalarm2 en Wijkvereniging Kruidenbuurt, vertegenwoordigd door H.W. Hubers, [appellante sub 5], in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.H. Keinemans, zijn verschenen. Voorts is TAQA, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, als belanghebbende gehoord.
2.1. Bij besluit van 29 april 2011 hebben de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en Milieu een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld. Dit inpassingsplan "Gasopslag Bergermeer" voorziet in de realisatie van een gasopslag met een gasdruk tot 133 bar in Bergermeer. Voor de uitvoering van de in het inpassingsplan voorziene gasopslag en de daarbij behorende werken zijn in totaal 43 uitvoeringsbesluiten genomen. Eén van deze besluiten betreft een besluit van 27 april 2011 waarbij de minister op grond van de artikelen 39, aanhef en onder b, en 34, derde lid, van de Mijnbouwwet met het door TAQA ingediende opslagplan van 15 december 2008 heeft ingestemd. Dit opslagplan ziet op een verhoging van de gasdruk tot in ieder geval 133 bar.
2.2. Bij uitspraak van heden, in zaak nr.
201105967/1/R1, zijn de tegen het besluit van 29 april 2011 en de hiermee samenhangende besluiten ingediende beroepen niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard. Deze besluiten zijn hierdoor onherroepelijk geworden. Dit betekent dat [appellant sub 1], gemeente Bergen, Stichting Gasalarm2, Wijkvereniging Kruidenbuurt, SOOB en [appellante sub 5] met de door hen ingestelde beroepen niet meer het door hen beoogde doel kunnen bereiken, namelijk dat de reservoirdruk van de gasopslag niet wordt verhoogd. In zoverre hebben zij geen procesbelang bij een behandeling van de door hen ingestelde beroepen tegen het besluit van 22 november 2010.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 15 juni 2011 in zaak nr.
201009247/1/H3, kan een betrokkene belang hebben bij de beoordeling van zijn beroep vanwege het afwijzen van een verzoek om vergoeding van kosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar. Stichting Gasalarm2 en SOOB hebben in hun bezwaarschriften verzocht om een vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar. Deze verzoeken zijn door de minister bij het bestreden besluit afgewezen.
Ter zitting heeft de minister verklaard dat hij, wanneer de ingediende beroepen tegen het besluit van 29 april 2011 en de hiermee samenhangende besluiten ongegrond worden verklaard, de door Stichting Gasalarm2 en SOOB gemaakte kosten in bezwaar overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht zal vergoeden. Gezien de uitspraak van heden in zaak nr.
201105967/1/R1moet ervan worden uitgegaan dat de gemaakte kosten in bezwaar van Stichting Gasalarm2 en SOOB, voor zover zij voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht, worden vergoed. In zoverre bestaat daarom evenmin procesbelang bij een beoordeling van het bestreden besluit.
2.3. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Schoppers
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012