201106902/1/R3.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Budel, gemeente Cranendonck,
de raad van de gemeente Cranendonck,
verweerder.
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Toom 27a en ontwikkellocatie Toom ong." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2012, waar [appellanten], bij monde van [appellant A] en bijgestaan door mr. J. Schepers, advocaat te Maastricht, en de raad, vertegenwoordigd door ir. I.M.E. Kuijpers en drs. M.D.H. Janssen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is P. Beerten, belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Evers, als partij gehoord.
2.1. Het plan voorziet in het kader van de provinciale Beleidsnota Buitengebied in ontwikkeling (hierna: de Beleidsnota) in verband met de sloop van agrarische bebouwing aan de Toom 27a in de mogelijkheid tot bouw van twee nieuwe woningen op het perceel Toom ongenummerd. Voorts is in dat kader aan de voormalige bedrijfswoning aan de Toom 27a een bestemming als burgerwoning toegekend.
2.2. [appellanten] betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld, nu het niet is getoetst aan een gemeentelijke beleidsvisie bebouwingsconcentraties. Deze verplichting is opgenomen in de Beleidsnota en heeft de raad opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan "Buitengebied". Nu de raad nooit een beleidsvisie bebouwingsconcentraties heeft vastgesteld, is volgens hen ten onrechte niet aan deze voorwaarde voldaan.
2.3. In de Beleidsnota staat dat in bebouwingsconcentraties (beperkte) toevoeging van nieuw bouwvolume mogelijk is, indien dit past dan wel (in)direct bijdraagt aan leidende principes van het streekplan en de doelstellingen van de revitalisering van het landelijk gebied en/of de leefbaarheid van het platteland. Belangrijke randvoorwaarde voor de verruimde mogelijkheden is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Voor de toepassing van dit beleid is het noodzakelijk dat de gemeente vooraf een integrale visie voor het gebied met zijn omgeving opstelt, voorzien van een gedegen ruimtelijke onderbouwing, en waarin wordt aangegeven hoe een verbetering van de kwaliteit van de omgeving zal worden bereikt. Vooruitlopend op een vastgestelde visie bebouwingsconcentraties kan medewerking worden verleend indien de gemeente aantoont dat zij binnen afzienbare tijd een integrale visie zal vaststellen en mits het concrete initiatief past binnen de geformuleerde randvoorwaarden waaronder de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Voorts is in de Beleidsnota opgenomen dat er ook voor kan worden gekozen de begrenzing van de bebouwingsconcentraties en de integrale visie daarop in een bestemmingsplan op te nemen.
2.4. De Afdeling stelt voorop dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet is gebonden aan provinciaal beleid, zoals de Beleidsnota, maar dat hij daarmee wel rekening dient te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Niet is in geschil dat ten tijde van de vaststelling van het plan door de raad geen beleidsvisie bebouwingsconcentraties was vastgesteld. Gebleken is dat in het bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2009 de contouren van de bebouwingsconcentraties zijn opgenomen en dat het plangebied daarin tot een bebouwingsconcentratie behoort. Voorts is in de toelichting van het onderhavige plan opgenomen dat het plan een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van agrarische bebouwing van een voormalige intensieve veehouderij, waardoor een beter doorzicht ontstaat naar het achterliggende open gebied. Hierdoor zal de relatie tussen de bebouwingsconcentratie en het landelijk gebied versterken. Daarnaast zal het saneren van het bedrijf een positief effect hebben op het milieu en zal een bijdrage aan de gemeentelijke reserve Buitengebied in Ontwikkeling worden geleverd, aldus de toelichting. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat voor deze bijdrage een overeenkomst is gesloten met de initiatiefnemer en dat de genoemde reserve wordt gebruikt voor projecten ter verbetering van de kwaliteit van het buitengebied van de gemeente.
Mede gelet op de in de Beleidsnota gegeven mogelijkheid om de bebouwingsconcentraties in bestemmingsplannen vast te leggen, ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de Beleidsnota. Daarbij is verder van belang dat in de toelichting bij het onderhavige plan uitgebreid is aangegeven op welke wijze het plan in ruimtelijk opzicht voldoet aan de Beleidsnota, hetgeen door [appellanten] in beroep niet is bestreden. Overigens merkt de Afdeling op dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat, nadat van provinciale zijde aanvankelijk het bezwaar was geuit dat in het voorontwerp van het plan onvoldoende duidelijk werd gemaakt hoe de ruimtelijke kwaliteit was geborgd, nadien van provinciale zijde instemming is verkregen. Zoals de raad heeft toegelicht, heeft het college van gedeputeerde staten daarna geen zienswijze omtrent het ontwerpplan naar voren gebracht.
Voor zover [appellanten] nog betogen dat de verplichting het voorliggende plan te toetsen aan een door de raad vastgestelde beleidsvisie bebouwingsconcentraties uit de toelichting van het bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2009 volgt, wordt overwogen dat nu aan deze toelichting geen juridisch bindende betekenis toekomt, dit betoog reeds daarom niet kan slagen.
2.5. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012