201109426/1/A1.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 15 juli 2011 in zaken nrs. 11/2046, 11/2047, 11/2078, 11/2079, 11/2080 en 11/2081 in de gedingen tussen onder meer:
Bij besluit van 7 september 2009 heeft het college afwijzend beslist op het verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]) om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de champignonkwekerijen op het perceel [locatie] te Velddriel ten behoeve van bewoning.
Bij besluit van 15 december 2009 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 december 2009 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft het college [wederpartij], gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank van 30 september 2010, onder oplegging van een dwangsom gelast het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel [locatie] te Velddriel, gemeente Maasdriel, ten behoeve van het verstrekken van logies aan onder meer buitenlandse arbeiders te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij uitspraak van 15 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 3 mei 2011 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [verzoeker] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2012, waar het college, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij] zijn verschenen. Voorts is ter zitting [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. T. Segers, advocaat te 's-Hertogenbosch, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied, Binnendijks deel" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied".
Ingevolge artikel 3, onder 3.7.1., van de planvoorschriften is het verboden de binnen deze bestemming gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
2.2. Het gewraakte gebruik is in strijd met artikel 3, onder 3.7.1., van de planvoorschriften, zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
2.3. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat [wederpartij] als overtreder kan worden aangemerkt, zodat de last onder dwangsom terecht aan hem is opgelegd. Hiertoe voert het aan dat hij zeggenschap heeft over de bedrijfsvoering van de op het perceel gevestigde champignonkwekerij.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 februari 2010 in zaak nr.
200903854/1/H1), geldt als voorwaarde voor het opleggen van een last onder dwangsom dat de overtreder het feitelijk in zijn macht moet hebben om aan de illegale situatie een einde te maken. Het is aan het college om aannemelijk te maken dat dit het geval is.
[wederpartij] is in contacten met het college steeds opgetreden als partij die zeggenschap heeft over de bedrijfsactiviteiten van de op het perceel gevestigde champignonkwekerij. Zo is de bouwaanvraag van 23 maart 2010 met betrekking tot het gedeeltelijk veranderen van die kwekerij ten behoeve van de groepsaccomodatie, waarin de werknemers zijn gehuisvest, door hem alleen als eigenaar ondertekend. Bovendien blijkt uit het verslag van de hoorzitting in bezwaar van 26 januari 2011 dat [wederpartij] het college op 25 mei 2010 heeft verzocht ontheffing te verlenen voor het gewraakte gebruik op het perceel. Verder heeft [wederpartij] het college bij formulier, gedateerd op 11 mei 2011, verzocht om het bestemmingsplan te herzien. Gelet op het voorgaande, is aannemelijk dat [wederpartij] de groepsaccomodatie exploiteert en hij het daarom feitelijk in zijn macht heeft om aan de illegale situatie een einde te maken. De enkele omstandigheid dat de gebouwen van de champignonkwekerij, zoals de rechtbank heeft overwogen, niet bij hem in eigendom zijn, leidt niet tot een ander oordeel. [wederpartij] heeft geen bewijsstukken overgelegd voor zijn stelling dat [belanghebbende] de rechtspersoon is, die de groepsaccomodatie exploiteert. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is bovendien gebleken dat [wederpartij] bepaalt wie er in de groepsaccomodatie mogen verblijven en ter zake van dat verblijf huisregels stelt.
2.4. De voorzieningenrechter is ten onrechte niet toegekomen aan een oordeel over de overige door [wederpartij] in beroep aangevoerde gronden. Deze gronden zijn gelijk aan de door de voorzieningenrechter verworpen gronden die Huis en Tuin Pardoel B.V. ter zake van de aan haar gerichte last heeft aangevoerd. De voorzieningenrechter had op grond van dezelfde overwegingen het beroep van [wederpartij] ongegrond moeten verklaren.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor daarbij het door [wederpartij] tegen het aan hem gerichte besluit van 3 mei 2011 ingestelde beroep gegrond is verklaard. Doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, zal de Afdeling dat beroep alsnog ongegrond verklaren. De aangevallen uitspraak dient tevens te worden vernietigd, voor zover het college daarbij in de proceskosten van [wederpartij] is veroordeeld en is bepaald dat het college het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 15 juli 2011 in zaken nrs. 11/2046, 11/2047, 11/2078, 11/2079, 11/2080 en 11/2081, voor zover daarbij het door H.A.J.M. [wederpartij] tegen het aan hem gerichte besluit van 3 mei 2011 ingestelde beroep gegrond is verklaard en dat besluit is vernietigd en voor zover het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel daarbij in de proceskosten van [wederpartij] is veroordeeld en is bepaald dat het college het door hem betaalde griffierecht vergoedt;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel van 3 mei 2011 ingestelde beroep ongegrond;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012