ECLI:NL:RVS:2012:BW4517

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201108814/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 1 juli 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag om toevoeging voor rechtsbijstand, die door de Raad voor Rechtsbijstand op 30 juli 2010 werd afgewezen. De Raad stelde dat de zaak niet zo complex was dat [appellant] niet zelf of met hulp van een andere instantie, zoals het Juridisch Loket, deze had kunnen afhandelen.

[Appellant] had de toevoeging aangevraagd om een bezwaarschrift in te dienen tegen de weigering van de toevoeging. De onderliggende aanvraag had betrekking op het verzoek om doorbetaling van huur en andere vaste lasten, terwijl [appellant] in detentie zat. De Raad handhaafde de afwijzing van de aanvraag op 16 september 2010, en het daartegen ingediende bezwaar werd ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de Raad zich terecht op het standpunt had gesteld dat de hulp van een advocaat niet noodzakelijk was. [Appellant] stelde dat het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van de Raad omtrent een toevoeging in het algemeen recht op toevoeging zou moeten geven, maar de rechtbank vond geen grond voor dit betoog. De rechtbank bevestigde dat de Raad de toevoeging terecht had geweigerd.

Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 mei 2012.

Uitspraak

201108814/1/A2.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Groningen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 juli 2011 in zaak nr. 10/2239 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2010 heeft de raad een aanvraag om toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juli 2011, verzonden op 4 juli 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 12 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 augustus 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 21 december 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Op 16 juni 2010 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd voor het indienen van een bezwaarschrift tegen de weigering van een toevoeging. De onderliggende aanvraag had betrekking op het maken van bezwaar tegen het uitblijven van een reactie van de gemeente Groningen op een verzoek om doorbetaling van huur en overige vaste lasten van [appellant], die op dat moment in detentie zat. Bij besluit van 30 juli 2010, gehandhaafd bij het besluit van 16 september 2010, heeft de raad de aanvraag van 16 juni 2010 afgewezen, kort gezegd omdat de zaak niet zo moeilijk is, dat [appellant] deze niet zelf of met behulp van een andere persoon of instelling, zoals het Juridisch Loket, had kunnen afhandelen.
2.2. Wat er ook zij van het betoog van [appellant] dat in zijn algemeenheid niet kan worden staande gehouden dat het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van de raad omtrent een toevoeging niet in aanmerking komt voor een toevoeging tenzij de zaak juridisch of feitelijk complex is en daargelaten of hierbij sprake is van al dan niet gewijzigd beleid van de raad dan wel van een interne werkinstructie, in hetgeen [appellant] in beroep heeft aangevoerd heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de hulp van een advocaat in dit geval niet vereist was en dat de raad [appellant] daarbij ten onrechte niet heeft gehoord. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de raad de toevoeging terecht heeft geweigerd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012
18.