ECLI:NL:RVS:2012:BW4509

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201108826/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand. De aanvraag was op 7 juni 2010 door de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen, omdat de zaak niet als juridisch of feitelijk complex werd beschouwd. De Raad oordeelde dat [appellant] de zaak zelf of met hulp van het Juridisch Loket had kunnen afhandelen.

Na de afwijzing van de aanvraag heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 9 november 2010 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden, die op 1 juli 2011 de uitspraak van de Raad voor Rechtsbijstand bevestigde. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld.

De Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat de Raad voor Rechtsbijstand zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de hulp van een advocaat niet vereist was. De Raad bevestigde dat de afwijzing van de toevoeging terecht was, omdat het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van de Raad niet in aanmerking komt voor een toevoeging, tenzij de zaak juridisch of feitelijk complex is.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201108826/1/A2.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Knokke-Heist (België),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 juli 2011 in zaak nr. 10/2597 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (voorheen de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden; hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2010 heeft de raad een aanvraag om toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 9 november 2010 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juli 2011, verzonden op 4 juli 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 12 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 augustus 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 3 november 2011 en 30 november 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Op 14 oktober 2009 heeft [appellant] een toevoeging aangevraagd voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het uitblijven van een beslissing van de raad op een toevoegingsaanvraag. Bij besluit van 7 juni 2010, gehandhaafd bij het besluit van 9 november 2010, heeft de raad de aanvraag afgewezen, kort gezegd omdat de zaak niet zo moeilijk is, dat [appellant] deze niet zelf of met behulp van het Juridisch Loket had kunnen afhandelen.
2.2. Wat er ook zij van het betoog van [appellant] dat in zijn algemeenheid niet kan worden staande gehouden dat het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van de raad omtrent een toevoeging niet in aanmerking komt voor een toevoeging tenzij de zaak juridisch of feitelijk complex is en daargelaten of hierbij sprake is van al dan niet gewijzigd beleid van de raad dan wel van een interne werkinstructie, in hetgeen [appellant] in beroep heeft aangevoerd heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de hulp van een advocaat in dit geval, waarin het uitsluitend ging om het uitblijven van een besluit op een aanvraag, niet vereist was en dat de raad [appellant] daarbij ten onrechte niet heeft gehoord. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de raad de toevoeging terecht heeft geweigerd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012
18-735.