ECLI:NL:RVS:2012:BW3938

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011443/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Krakelingweg vastgesteld door de raad van de gemeente Zeist

Op 25 april 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Krakelingweg" dat op 7 september 2010 door de raad van de gemeente Zeist was vastgesteld. De appellant, wonend te Zeist, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij zijn gronden aanvulde in een brief van 27 april 2011. De raad heeft gereageerd met een verweerschrift. De zitting vond plaats op 8 maart 2012, waar de raad vertegenwoordigd was door drs. A.J.R. Roosken en drs. N.G. Geelkerken.

De appellant betoogde dat het bestemmingsplan zijn uitzicht, privacy en verkeersveiligheid zou aantasten. Hij wees op de noodzaak om een bomenhaag te kappen en stelde dat de situering van het fietspad onveilige situaties zou creëren. Daarnaast pleitte hij voor een alternatieve tracéverlegging naar het noorden. De raad verdedigde het plan door te stellen dat de laanstructuur van de Krakelingweg behouden moest blijven en dat het oude tracé minder bomen zou vergen. De raad wees ook op de ecologische waarde van het gebied en de voordelen van het huidige tracé voor de fauna.

De Afdeling overwoog dat de raad beoordelingsvrijheid heeft bij het maken van een afweging van belangen en dat de argumenten van de appellant niet voldoende onderbouwd waren om de keuze van de raad in twijfel te trekken. De Afdeling concludeerde dat de aantasting van het uitzicht en de privacy van de appellant niet zo ernstig was dat de raad niet in redelijkheid het belang van het bestemmingsplan zwaarder kon laten wegen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201011443/1/R3.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Zeist,
en
de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Krakelingweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 april 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. A.J.R. Roosken en drs. N.G. Geelkerken, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestemmingsplan maakt de herinrichting van de Krakelingweg mogelijk, voor zover die ligt tussen de Oude Woudenbergse Zandweg en de Boulevard. Verder voorziet het plan in een ontsluitingsweg naar enkele sportvelden en een clubgebouw ten noorden van de Krakelingweg.
2.2. [appellant] betoogt dat het plan een aantasting van zijn uitzicht, zijn privacy en de verkeersveiligheid tot gevolg zal hebben. Hij voert daartoe aan dat de herinrichting van de Krakelingweg met zich brengt dat de bomenhaag die het nabijgelegen clubhuis en de sportvelden aan zijn uitzicht onttrekt, zal moeten verdwijnen. Verder voert [appellant] aan dat de situering van het fietspad tot onveilige situaties zal leiden. Voorts voert hij aan dat de raad in het geheel niet is ingegaan op het door hem aangedragen alternatief, namelijk het naar het noorden verleggen van het tracé, voor zover dat loopt tussen de rotonde op de Krakelingweg en de Verlengde Slotlaan en de Oude Woudenbergse Zandweg.
2.3. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de Krakelingweg van oudsher een laanstructuur heeft, die gekenmerkt wordt door lange rechte stukken. De laanstructuur wordt bevestigd door bomen die in rechte lijnen aan weerszijden van de weg zijn geplant. Volgens de raad is het uitgangspunt voor de herstructurering van de weg geweest dat deze laanstructuur zo veel mogelijk bewaard zou blijven en een rechte weg overzichtelijker en daarmee veiliger is. Het door [appellant] voorgestelde alternatieve tracé bevat meer bochten en is daarmee onveiliger. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat het oude tracé van de weg is gevolgd omdat hierdoor zo min mogelijk bomen behoeven te worden gekapt en de overgebleven bosgebieden in de omgeving zo aaneengesloten mogelijk kunnen worden gehouden. Het tracé zoals [appellant] dat voorstelt zal de bosstrook tussen zijn woning en de sportvelden afsnijden van de grotere bosgebieden ten noorden van de sportvelden en de rotonde. Thans bestaat deze afscheiding uit slechts een rustige perceelsontsluitingsweg, die voor de fauna goed oversteekbaar is. Verder wijst de raad er op dat het door [appellant] voorgestelde tracé door een stuk bos zou voeren dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Tot slot betoogt de raad dat het woongenot van [appellant] wat betreft geluidhinder door het plan zal toenemen, nu de weg verder van zijn woning komt te liggen.
2.4. Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat de raad voor het door hem aangedragen alternatieve tracé had moeten kiezen, overweegt de Afdeling als volgt. Bij de keuze van de bestemming dient de raad een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Gelet op de onder 2.3 weergegeven motivering van de raad ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het door [appellant] voorgestelde alternatief onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat bij de onderzoeken naar de geluidbelasting en gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege de herstructurering van de Krakelingweg, waarvan de resultaten zijn neergelegd in rapporten van januari 2010 en juni 2009, van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan, overweegt de Afdeling dat [appellant] onvoldoende gemotiveerd heeft aangegeven om welke redenen aan de uitkomsten van deze onderzoeken moet worden getwijfeld.
Ten aanzien van het verlies van privacy en de aantasting van het uitzicht door het kappen van bomen overweegt de Afdeling dat aannemelijk is dat door het kappen van de bomen het uitzicht vanuit de woning van [appellant] in zekere mate wordt aangetast. Mede in aanmerking genomen de betrekkelijk grote afstand van 175 meter van de woning van [appellant] tot het clubgebouw en de sportvelden, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de aantasting van het uitzicht en de privacy van [appellant] zo ernstig zal zijn, dat de raad bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gebaat bij de realisatie van het plan. Daarbij overweegt de Afdeling nog dat ter zitting is gebleken dat aan weerszijden van het tracé inmiddels de bomen zijn herplant.
2.5. [appellant] heeft zich voor het overige in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar dan wel herhalen van de inhoud van de zienswijze.
In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
361.