ECLI:NL:RVS:2012:BW3935

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102841/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Kom Vlierden, 1e herziening' en de toekenning van bestemmingen aan percelen

Op 25 april 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Kom Vlierden, 1e herziening', dat op 7 december 2010 door de raad van de gemeente Deurne was vastgesteld. Appellant sub 1 en appellant sub 2, beiden wonend in Deurne, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de aan hun percelen toegekende bestemmingen onterecht zijn. Appellant sub 1 betoogt dat zijn perceel, dat de bestemming 'Wonen - Buitenlint' heeft gekregen, niet geschikt is voor woningbouw, terwijl appellant sub 2 stelt dat zijn perceel, dat de bestemming 'Agrarisch' heeft, ook niet geschikt is voor de bouw van een woning. Beide appellanten voeren aan dat het besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat op vergelijkbare locaties binnen het plangebied wel woningbouw is toegestaan.

De raad van de gemeente Deurne heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de percelen van de appellanten zich in buitenlinten bevinden, waar nieuwbouw niet is toegestaan om de openheid van het landschap te behouden. De Afdeling heeft de zaak op 8 maart 2012 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten bijgestaan werden door een adviseur en de raad vertegenwoordigd werd door ambtenaren van de gemeente.

In de overwegingen van de Afdeling werd vastgesteld dat de bestemmingen die aan de percelen zijn toegekend in overeenstemming zijn met het beleid van de gemeente en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat woningbouw op de percelen niet mogelijk is. De Afdeling heeft geoordeeld dat de appellanten niet hebben aangetoond dat hun percelen vergelijkbaar zijn met andere locaties waar woningbouw wel is toegestaan. De beroepen van beide appellanten zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201102841/1/R3.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Deurne,
2. [appellant sub 2], wonend te Deurne,
en
de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Vlierden, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 maart 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2012, waar [appellant sub 2], bijgestaan door ir. E. van Veldhuizen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruiter en ing. H.J. Smit, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in een actualisering van de bestemmingsplannen die betrekking hebben op onder meer de bebouwde kom en het onbebouwd agrarisch dorpsgebied van Vlierden en is voornamelijk conserverend van aard.
2.2. [appellant sub 1] betoogt dat ten onrechte de bestemming "Wonen - Buitenlint" is toegekend aan zijn perceel tussen de [locatie a] en de [locatie b] waar hij een nieuwe woning wenst te realiseren. De bestemming laat evenwel geen nieuwe woning toe.
[appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte de bestemming "Agrarisch" is toegekend aan het perceel tussen de percelen [locatie c] en [locatie d], waar hij eveneens een woning wenst te bouwen. Deze bestemming laat geen nieuwe woningbouw toe.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren beiden aan dat het bestreden besluit in zoverre in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, nu elders binnen het plangebied op vergelijkbare locaties in de zogeheten buitenlinten wel woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Verder stelt [appellant sub 1] dat het bedrijf aan de [locaties e en f], dat tegenover zijn perceel ligt, zal worden vervangen door zogeheten Ruimte voor Ruimte-woningen en dat ook de geurcontour van dit bedrijf zal vervallen. Hierdoor zal een wooncluster ontstaan waar nieuwe woningbouw mogelijk zou moeten zijn. [appellant sub 2] voert verder aan dat ook na de bouw van de woning op zijn perceel de door de raad gewenste vrije doorzichten kunnen worden behouden en dat met een nieuwe woning de landschappelijk kwaliteit kan worden verbeterd. Hij stelt daartoe dat minder dan tien procent van het gehele perceel zal worden bebouwd, terwijl in de planregels voor gronden met de bestemming "Wonen - Buitenlint" is bepaald dat maximaal vijftig procent van het perceel mag worden bebouwd. Voorts voert hij aan dat het perceel niet in het buitenlint ligt, dat het plan op dit punt in strijd is met provinciaal en nationaal beleid en dat enkele raadsleden tijdens de raadsvergadering ten behoeve van het plan hebben aangegeven dat woningbouw ter plaatse mogelijk zou moeten zijn. Tot slot voert [appellant sub 2] aan dat het plan in strijd is met het intergemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan De Peel van juli 2007, waarin volgens hem de [locatie 2] is aangewezen als gebied waar verdichting van woningbouw mogelijk is.
2.3. De raad stelt zich, onder verwijzing naar paragraaf 4.3.7. van de plantoelichting, op het standpunt dat de betreffende percelen aan zogeheten buitenlinten liggen. Deze linten liggen in het overgangsgebied tussen de dorpskern en het buitengebied. De raad hanteert voor deze buitenlinten het beleid dat daar de algemene karakteristiek, die bestaat uit een losse bebouwingstructuur afgewisseld met open plekken als overgang naar het buitengebied, moet worden behouden en dat het dichtslibben van deze linten met bebouwing moet worden voorkomen. In beginsel worden daarom geen nieuwbouwlocaties mogelijk gemaakt. Verder betoogt de raad dat de milieuvergunning van het agrarisch bedrijf aan de [locaties e en f] nog niet is vervallen zodat woningbouw binnen de geurcontour niet mogelijk is en dat, ook indien die geurcontour komt te vervallen, dit gedeelte van de [locatie 1] het karakter van buitenlint behoudt. Verder zijn de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] genoemde locaties elders in Vlierden waarop woningen mogelijk worden gemaakt niet vergelijkbaar met hun percelen. Zo zijn enkele percelen dichter bij de kern van Vlierden gelegen of behoren zij tot dorpslinten en zijn andere woningen mogelijk gemaakt met de Ruimte-voor-Ruimte-regeling, waardoor juist is bijgedragen aan de openheid van het buitengebied en de landschappelijke kwaliteit. Met betrekking tot de door [appellant sub 2] gestelde strijd met het beleid, betoogt de raad dat dit beleid juist is gericht op zuinig ruimtegebruik en compact bouwen. Het bouwen van woningen in de buitenlinten verhoudt zich hier niet mee, aldus de raad.
2.4. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat de [locatie 1] ter hoogte van het perceel van [appellant sub 1] als een buitenlint dient te worden aangemerkt. De eventuele bouw van woningen op de [locaties e en f] zal hieraan niet afdoen. Verder heeft [appellant sub 1] niet geconcretiseerd welke andere in buitenlinten gelegen percelen wel een woonbestemming hebben gekregen. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in afwijking van zijn hierboven omschreven beleid de raad desondanks woningbouw ter plaatse mogelijk had moeten maken.
2.4.1. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.5. Met betrekking tot het perceel van [appellant sub 2] overweegt de Afdeling op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat het karakter van de [locatie 2] ter hoogte van zijn perceel, mede gezien de onderlinge afstanden tussen de bebouwing, zodanig verschilt van een dorpslint, dat de raad terecht dit gedeelte van de [locatie 2] als overgangsgebied naar het buitengebied en daarmee als buitenlint heeft aangemerkt. In de door [appellant sub 2] genoemde omstandigheden ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet diende te worden afgeweken van zijn beleid om in buitenlinten geen woningbouw mogelijk te maken. Zo is ter zitting gebleken dat de door [appellant sub 2] genoemde percelen waarop woningbouw mogelijk is gemaakt niet vergelijkbaar zijn met zijn perceel, nu dit Ruimte-voor-Ruimte-woningen betreffen of woningen zijn die in of dichtbij het dorpslint liggen. Voorts heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat, zelfs indien de gewenste woning slechts tien procent van de totale perceelsoppervlakte zou bedragen, de doorzichten naar het buitengebied en de openheid van het landschap niet worden aangetast. Evenmin heeft [appellant sub 2] aannemelijk gemaakt dat het plan in zoverre in strijd is met het provinciale of nationale beleid. Voorts blijkt, anders dan [appellant sub 2] heeft gesteld, uit het Landschapsontwikkelingsplan De Peel niet dat de [locatie 2] voor verdichting in aanmerking komt.
Het betoog van [appellant sub 2] dat enkele raadsleden hebben aangegeven dat het perceel zich wel zou lenen voor woningbouw en dat het besluit dus onvoldoende gemotiveerd of innerlijk tegenstrijdig zou zijn, kan niet slagen, nu die individuele opmerkingen niet afdoen aan het feit dat de raad tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan heeft besloten.
2.5.1. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
361.