201106458/1/A2.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 april 2011 in zaak nr. 10/3718 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas (hierna: het bestuur).
Bij besluit van 18 mei 2010 heeft het bestuur de aanvraag van [appellante] om vergunning voor het plaatsen en hebben van anti-worteldoek en hedera's aan de leggerwaterloop ter hoogte van [locatie] te Rosmalen, afgewezen.
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft het bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2011, verzonden op 2 mei 2011, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 juni 2011.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het bestuur heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2012, waar [appellante], bijgestaan door mr. J.F.C.M. Mulders, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand, en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.J.N.G. Wilms en mr. R.A.C. van de Werdt, werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.4, aanhef en onderdeel d, onder 1˚, van de Keur Waterschap Aa en Maas, zoals deze luidde ten tijde van belang en voor zover van belang, is het verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, nabij of onder oppervlaktewaterlichamen te ploegen, te spitten, te graven of enige andere handeling te verrichten als daardoor het onderhoud wordt belemmerd (o.a. graven, verlagen en verhogen maaiveld).
Ingevolge dat onderdeel en onder 3˚, is het verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, nabij of onder oppervlaktewaterlichamen materialen dienende ter verdediging van oevers, taluds of waterbodems te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of te verwijderen (o.a. oever, talud, waterbodem incl. anti-worteldoek, afbranden taluds en bodems, vuren stoken).
Volgens paragraaf 4.2.2 van de Beleidsregels Keur waterschap Aa en Maas (hierna: de Beleidsregels), zoals deze luidden ten tijde van belang en voor zover van belang, is voor oppervlaktelichamen de stabiliteit van taluds, zowel boven als onder water van groot belang. Slecht afgewerkte taluds kunnen inzakken. Dat kan leiden tot verstopping van oppervlaktelichamen en uitspoelen van grond. Door dit grondtransport kunnen vervolgens duikers verstopt raken of kunstwerken hun stabiliteit verliezen.
Taluds moeten dan ook worden voorzien van deugdelijke oeverbescherming en indien nodig extra worden beschermd. Voor de instandhouding van taluds kan de aanwezigheid van begroeiing of een goede technische constructie van belang zijn. Daar waar wortels van de beplanting (grasrijke/kruidenrijke vegetatie) onvoldoende stevigheid bieden, geeft een technische voorziening voldoende stevigheid aan het talud om uitspoeling van grond te voorkomen.
Talud afwerkingen hebben nadrukkelijk ook invloed op de waterkwaliteit en ecologie. Door een kunstmatige taludafwerking wordt de natuurlijke oever onderbroken. Dit heeft een negatief effect onder de migratiemogelijkheden van water- en oeverdieren, de verspreiding van plantensoorten en zorgt voor verlies van habitat en/of de kwaliteit hiervan. Zowel voor de waterkwaliteit en de ecologie als de waterkwantiteit is het van belang dat er slechts in beperkte mate kunstmatige talud afwerkingen voorkomen. Indien er toch kunstmatige talud afwerkingen moeten worden toegepast, bijvoorbeeld vanwege veiligheidsredenen, is het van belang dat het natte profiel blijft voldoen aan de ter plaatse geldende minimale waterkwantiteits-, waterkwaliteits- en ecologische eisen […].
In beginsel worden alleen methoden van taludafwerking toegestaan in leggerwaterlopen welke geen specifieke op natuurdoelen gerichte deelfunctie hebben (PWP en WBP 2010-2015) en die hydrologisch en ecologisch geen nadelig effect hebben en garant staan voor een stabiel en duurzaam talud […].
Het toepassen van anti-worteldoek als taludbekleding wordt alleen in niet-leggerwateren toegestaan […].
2.2. [appellante] heeft vergunning gevraagd voor het hebben van hedera's en anti-worteldoek op de onderhoudsstrook en het talud aan de leggerwaterloop ter hoogte van [locatie] te Rosmalen. Met de aanvraag is beoogd de bestaande situatie te legaliseren. Bij besluit van 18 mei 2010 heeft het bestuur deze vergunning geweigerd, omdat anti-worteldoek gezien de Keur en de Beleidsregel niet is toegestaan en hedera's alleen wanneer zij geen belemmering vormen voor het uitvoeren van het onderhoud en de stabiliteit van het talud. In dit geval vormen de hedera's wel een belemmering.
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft het bestuur de motivering van het besluit van 4 januari 2010 aangevuld. Het besluit van 4 januari 2010 is verder gehandhaafd, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot het afwijken van het beleid, aldus het bestuur. De rechtbank heeft het daartegen gerichte beroep ongegrond verklaard.
2.3. Het bestuur betoogt in zijn verweerschrift dat inmiddels is gebleken dat niet [appellante], maar het bestuur eigenaar is van de onderhoudsstrook en het talud aan de leggerwaterloop waarop het anti-worteldoek en de hedera's zijn geplaatst, en dat om die reden [appellante] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
2.3.1. [appellante] heeft niet weersproken dat zij geen eigenaar is van de onderhoudsstrook en het talud. Haar perceel grenst direct daaraan. Dit heeft onder andere tot gevolg dat wanneer op deze strook en het talud natuurlijke begroeiing plaatsvindt, zoals het bestuur voorstaat, zij hinder ondervindt van het onkruid dat zich naar haar perceel verspreidt. Gelet hierop heeft zij een rechtstreeks en individueel belang, en kan zij als belanghebbende bij de gevraagde vergunning worden aangemerkt. Het betoog faalt.
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het standpunt van het bestuur inzake het toebrengen van schade aan het talud door het anti-worteldoek en de hedera's onjuist is. Zij verwijst ter onderbouwing van haar betoog naar een rapport, "Expertiserapport taludbeplanting van Hedera langs sloot van [appellante] in Rosmalen" van mei/juni 2011, dat zij heeft laten opstellen door Schalk Linde10 (hierna: Schalk). Volgens het rapport is de bodembedekking die [appellante] heeft aangebracht, niet schadelijk en zelfs beter voor de stabiliteit van het talud.
2.4.1. Bij de besluitvorming ten aanzien van het vergunnen van bodembedekking op het talud zijn de Keur en de daarop gebaseerde Beleidsregels leidend. Vooropgesteld dient te worden dat, nu [appellante] geen eigenaar is van de onderhoudsstrook en het talud, het bestuur de weigering tot verstrekking van de vergunning reeds daarop kon baseren. In hoofdstuk 4 van de Beleidsregels, onder "Algemene toetsingscriteria voor vergunningverlening in relatie tot onderhouden" is vermeld dat vergunning wordt geweigerd indien de onderhoudsstrook langs de leggerwaterloop in eigendom is van het bestuur.
2.4.2. Het aanbrengen van anti-worteldoek als taludbekleding in een leggerwaterloop is volgens het beleid niet toegestaan. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat het aanbrengen van anti-worteldoek de verdediging van de oevers door middel van natuurlijke oeverbegroeiing belemmert, omdat het doel van anti-worteldoek is dat er geen andere begroeiing komt. In het rapport van Schalk hoefde het bestuur geen aanleiding te zien in dit geval wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van het beleid. Weliwaar wordt in het rapport de conclusie getrokken dat het plaatsen en houden van anti-worteldoek en hedera's geen invloed heeft op de stabiliteit van het talud van de waterloop, maar in het rapport is niet ingegaan op het standpunt van het bestuur dat een kunstmatige taludafwerking de natuurlijke oever afbreekt en niet alleen gevolgen heeft voor de stabiliteit maar ook een negatief effect heeft op de waterkwaliteit en ecologie. Wat de hedera's betreft heeft het bestuur er voorts op gewezen dat volgens intern onderzoek en onderzoek uitgevoerd door het waterschap De Dommel het plaatsen en houden van deze beplanting het onderhoud belemmeren en de natuurlijke oeververdediging overwoekeren. Het voorgaande betekent dat aan het rapport van Schalk niet het gewicht kan worden toegekend dat [appellante] er aan hecht.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012