ECLI:NL:RVS:2012:BW3894

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109272/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen kapvergunning voor bomen op De Kol in Holten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant A] en [appellant B] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, dat op 25 november 2010 een vergunning heeft verleend voor het kappen van bomen op diverse locaties op De Kol in Holten. De rechtbank Almelo heeft in eerdere uitspraken op 18 juli 2011 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en het besluit van 1 maart 2011 van het college vernietigd, waarbij de bezwaren van [appellant A] en [wederpartij] niet-ontvankelijk zijn verklaard. Tegen deze uitspraken hebben [appellant A] en [wederpartij] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de bomen waarvoor de kapvergunning is verleend inmiddels zijn gekapt. Hierdoor hebben [wederpartij] en [appellant A] geen actueel en reëel belang meer bij hun hoger beroep, aangezien het doel van het beroep, het behoud van de bomen, niet meer te bereiken is. Desondanks hebben zij gesteld dat zij belang hebben bij het hoger beroep vanwege de onrechtmatigheid van de verleende kapvergunning. De bestuursrechter heeft echter geoordeeld dat zonder een rechtens te beschermen belang, het niet mogelijk is om inhoudelijk op het beroep in te gaan.

De Raad van State heeft daarom de hoger beroepen van [wederpartij] en [appellant A] niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 april 2012.

Uitspraak

201109272/1/A2.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Almelo van 18 juli 2011 in zaak nrs. 11/213 en 11/214 in de gedingen tussen:
[appellant B] en [wederpartij] (hierna ook tezamen in enkelvoud: [wederpartij]) en [appellant A]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2010 heeft het college vergunning verleend voor het kappen van bomen op diverse locaties op De Kol in Holten.
Bij besluit van 1 maart 2011 heeft het college de door [appellant A] en [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2011, verzonden op 20 juli 2011, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 maart 2011 vernietigd en het door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van dezelfde datum heeft de rechtbank het door [appellant A] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken hebben [appellant A] en [wederpartij] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 12 en 22 januari 2012 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Vaststaat dat de bomen waarvoor bij besluit van 25 november 2010 een kapvergunning is verleend, inmiddels zijn gekapt. Gelet daarop kunnen [wederpartij] en [appellant A] met deze hoger beroepen niet meer bereiken dat de bomen behouden blijven. Desgevraagd hebben [wederpartij] en [appellant A] bij brief van 11 december 2011 gesteld dat zij desondanks belang bij het hoger beroep hebben, omdat de omstandigheid dat de bomen zijn gekapt niet afdoet aan de onrechtmatigheid van de verleende kapvergunning. De bestuursrechter is evenwel slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen wegens de principiële betekenis daarvan. Nu [wederpartij] en [appellant A] geen rechtens te beschermen belang meer hebben bij de door hen ingestelde hoger beroepen, dienen deze niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2. De hoger beroepen zijn niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
362.