201109271/1/A2.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2011 in zaak nr. 11/1310 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
Bij besluit van 2 december 2010 heeft de raad een verzoek om toekennen van extra uren rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 25 februari 2011 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 6 en 8 december 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2.1. Hetgeen [appellant] in hoger beroep betoogt, is een herhaling van hetgeen hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft terecht beoordeeld of de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de zaak juridisch en feitelijk niet gecompliceerd is in vergelijking met soortgelijke zaken, als bedoeld in het Handboek Vergoedingen 2000. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rechtsvragen die zich in deze zaak voordoen zodanig ingewikkeld of uitzonderlijk van aard zijn, dat de zaak juridisch gecompliceerd moet worden geacht. Ook kan uit hetgeen [appellant] heeft aangevoerd niet worden afgeleid dat zich een veelheid van juridisch relevante feiten voordoet waardoor moet worden geoordeeld dat de zaak feitelijk gecompliceerd is. Dat de politierechter de zaak heeft verwezen naar een meervoudige kamer, dat verscheidene getuigen zijn gehoord en dat tijdens de procedure stukken zijn overgelegd die moesten worden bestudeerd, heeft de rechtbank terecht niet aangemerkt als omstandigheden die nopen tot het oordeel dat de zaak feitelijk of juridisch gecompliceerd is in vergelijking met soortgelijke zaken.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012