ECLI:NL:RVS:2012:BW3838

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109265/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond heeft verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had op 17 maart 2010 de huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2007 vastgesteld op nihil en de reeds betaalde voorschotten teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht had gehandeld, omdat [appellant] geen recht had op huurtoeslag gezien zijn inkomen in 2007.

[Appellant] stelde in hoger beroep dat de rechtbank had miskend dat hij had aangegeven geen toeslagen te willen ontvangen en dat de Belastingdienst/Toeslagen op de hoogte was van zijn hogere inkomen in 2007. Hij betoogde dat het terug te vorderen bedrag ten onrechte niet was verrekend en dat de Belastingdienst/Toeslagen het terug te vorderen bedrag had moeten kwijtschelden. De Raad van State overwoog dat de Belastingdienst/Toeslagen gehouden is om het vastgestelde inkomen uit de aanslag inkomstenbelasting te volgen en dat de wet geen ruimte biedt voor het afzien van terugvordering.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen om de huurtoeslag op nihil vast te stellen en de voorschotten terug te vorderen was rechtmatig. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201109265/1/A2.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Barendrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2011 in zaak nr. 10/4722 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag voor [appellant] over het jaar 2007 vastgesteld op nihil en de reeds aan hem betaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 27 juli 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 7 en 9 november 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij voorschotten heeft ontvangen hoewel hij aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft laten weten dat hij in 2007 geen toeslagen wilde ontvangen, dat de Belastingdienst/Toeslagen wist dat hij in 2007 meer inkomen heeft genoten dan eerder bekend was, dat deze het terug te vorderen bedrag ten onrechte niet heeft verrekend en de pas in 2010 de toeslag definitief heeft vastgesteld. Om die redenen had de Belastingdienst/Toeslagen het terug te vorderen bedrag moeten kwijtschelden, aldus [appellant].
2.3. [appellant] betwist niet dat hij, gelet op de hoogte van zijn inkomen in 2007, over dat jaar geen recht had op huurtoeslag.
[appellant] heeft voor het jaar 2006 huurtoeslag aangevraagd en voor het jaar 2007 aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgegeven dat de door hem betaalde huurprijs is gewijzigd. [appellant] heeft in het jaar 2007 niet met een daarvoor bestemd formulier bij de Belastingdienst/Toeslagen aangegeven dat zijn inkomen is gewijzigd. Uit het gegeven dat het recht op huurtoeslag afhankelijk is van de fiscale inkomens- en vermogenspositie van de aanvrager over het jaar waarvoor de huurtoeslag wordt aangevraagd volgt, dat betalingen die gedurende dat jaar worden gedaan noodzakelijkerwijs het karakter hebben van voorschotten. De fiscale inkomens- en vermogenspositie van de aanvrager kan immers eerst na afloop van dat jaar bekend zijn. In de digitaal beschikbare toelichting bij het aanvraagformulier is vermeld dat de huurtoeslag in eerste instantie als voorschot in maandelijkse termijnen zal worden ontvangen en dat als blijkt dat de aanvrager over 2007 teveel toeslag heeft ontvangen dit moet worden terugbetaald. In de 'Uitleg bij de vragen van het formulier' is voorts vermeld dat Belastingdienst/Toeslagen het toetsingsinkomen over heel 2007 gebruikt om de hoogte van de toeslag vast te stellen.
De inspecteur heeft op 19 februari 2010 de aanslag inkomstenbelasting 2007 vastgesteld. De Belastingdienst/Toeslagen is gehouden van het aldus vastgestelde inkomen uit te gaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit de artikel 26 van de Awir volgt dat, indien de huurtoeslag in enig jaar op een lager bedrag is vastgesteld dan het bedrag dat in dat jaar aan voorschotten is betaald, hetgeen teveel is betaald geheel moet worden terugbetaald en dat in de Awir geen bepaling is opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering kan afzien. Dat door de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting in 2010 verrekening niet meer mogelijk is, kan niet leiden tot het oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen in afwijking van de wet de uitbetaalde voorschotten had moeten kwijtschelden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
362.