ECLI:NL:RVS:2012:BW3825

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201544/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Koekoeksweg 21, IJsselmuiden

Op 16 april 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Koekoeksweg 21, IJsselmuiden". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Kampen op 22 december 2011, voorziet in de bouw van elf nieuwbouwwoningen op een perceel dat voorheen in gebruik was als glastuinbouwbedrijf. De verzoeker, wonend te IJsselmuiden, heeft op 10 februari 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.

Tijdens de zitting op 3 april 2012 zijn de verzoeker en de raad vertegenwoordigd door S.H. Koopmans verschenen. Ook de besloten vennootschap De Gilden Ontwikkeling Kampen B.V., vertegenwoordigd door G.A. van der Steeg, was aanwezig. De voorzitter heeft overwogen dat de brief van de verzoeker van 9 februari 2012, die op 10 februari 2012 is ingekomen, moet worden aangemerkt als zowel beroepschrift als verzoekschrift, omdat deze voldoet aan de wettelijke vereisten en griffierecht is betaald.

De voorzitter heeft verder vastgesteld dat de raad onderzoek heeft gedaan naar de geurbelasting op de in het plan voorziene woningen en dat de geurnorm niet wordt overschreden. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ook is geoordeeld dat de bedrijfsvoering van de veehouderij van de verzoeker niet wordt belemmerd door de nieuwbouwwoningen. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201201544/2/R1.
Datum uitspraak: 16 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te IJsselmuiden, gemeente Kampen,
en
de raad van de gemeente Kampen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Koekoeksweg 21, IJsselmuiden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2012, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 april 2012, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door S.H. Koopmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Gilden Ontwikkeling Kampen B.V., vertegenwoordigd door G.A. van der Steeg, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Voor zover de raad betoogt dat de brief van [verzoeker] van 9 februari 2012, ingekomen op 10 februari 2012, uitsluitend een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening betreft en dat [verzoeker] geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 22 december 2011, kan dit niet slagen. De brief van 9 februari 2012 heeft de strekking van een beroepschrift en voldoet aan alle hieraan gestelde wettelijke vereisten. Voorts heeft [verzoeker] naar aanleiding van deze brief griffierecht betaald voor de behandeling van een beroep en de behandeling van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Gelet hierop dient de brief van 9 februari 2012 naar het voorlopige oordeel van de voorzitter te worden aangemerkt als beroepschrift en verzoekschrift.
2.3. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van elf nieuwbouwwoningen op een perceel dat voorheen in gebruik was als glastuinbouwbedrijf.
2.3.1. [verzoeker] richt zich tegen de plandelen met de bestemming "Wonen". [verzoeker] beoogt met zijn verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van deze plandelen te voorkomen. [verzoeker] betoogt dat vanwege de in het plan voorziene woningbouw de bedrijfsvoering van zijn veehouderij zal worden belemmerd.
2.3.2. De raad heeft toegelicht dat hij onderzoek heeft verricht naar de geurbelasting op de in het plan voorziene woningen. In de notitie van 19 oktober 2011, die naar aanleiding hiervan is opgesteld door Kema Nederland B.V., staat dat uit berekeningen volgt dat de geurnorm van 8,0 odeureenheden voor de voorziene woningen niet wordt overschreden en dat de maximale geurbelasting op deze woningen 1,8 odeureenheden betreft. [verzoeker] heeft niet betoogd dat deze berekeningen onzorgvuldig zijn verricht, dan wel dat de uitkomst hiervan onjuist is. De raad heeft zich gelet hierop, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, in zoverre in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
2.3.3. Voorts heeft de raad toegelicht dat de bedrijfsvoering van de veehouderij van [verzoeker] niet wordt belemmerd door de in het plan voorziene woningen. Niet in geschil is dat op een kleinere afstand van het bedrijf van [verzoeker] reeds burgerwoningen zijn gelegen. Deze woningen zijn voor de toepassing van de milieuwetgeving bepalend voor de geurbelasting op de meest nabij gelegen gevoelige locatie. De raad heeft zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter terecht op het standpunt gesteld dat de in het plan voorziene woningen voor het bedrijf van [verzoeker] derhalve geen nieuwe belemmeringen in het leven roepen.
2.3.4. [verzoeker] heeft voorts betoogd dat de raad plannen heeft voor verdere ontwikkelingen in de omgeving van zijn bedrijf. Hiervoor geldt dat het onderhavige plan geen betrekking heeft op deze ontwikkelingen. Voor zover [verzoeker] vreest door deze ontwikkelingen in zijn bedrijfsvoering te worden belemmerd, kan dit naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in deze procedure niet aan de orde komen.
2.4. In hetgeen [verzoeker] overigens heeft aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2012
523.