201102356/1/R1.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Caravan & Camper Limburg B.V., gevestigd te Stein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Steenfabriek Linssen B.V., gevestigd te Kerkrade,
appellanten,
de raad van de gemeente Kerkrade,
verweerder.
Bij besluit van 24 november 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerkrade West 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Caravan & Camper Limburg bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2011, en Steenfabriek Linssen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2011, beroep ingesteld. Steenfabriek Linssen heeft haar beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Caravan & Camper Limburg en Steenfabriek Linssen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2012, waar Caravan & Camper Limburg, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Geertsen, advocaat te Maastricht, en [directeur] bij Caravan & Camper Limburg, Steenfabriek Linssen, vertegenwoordigd door [directeuren] bij Steenfabriek Linssen, en [voormalig directeur] bij Steenfabriek Linssen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Höppener, A.F. van der Velden, J. Pijpers en ir. S. Alicehaijc, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft de raad ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2.1. Ter zitting heeft Caravan & Camper Limburg haar beroepsgrond dat ten onrechte de handel in auto's en de reparatie en onderhoud van auto's op haar perceel niet is toegestaan ingetrokken.
2.2. Het plan voorziet in een uniforme planologische regeling voor een gedeelte van de wijk Kerkrade West.
Het beroep van Caravan & Camper Limburg
2.3. Caravan & Camper Limburg betoogt dat ten onrechte de buitenpandige opslag van caravans en campers op haar perceel niet is toegestaan. Hiertoe voert zij aan dat de buitenpandige opslag van caravans en campers op haar perceel reeds sinds lang plaatsvindt. Caravan & Camper Limburg wijst er voorts op dat de buitenpandige opslag van auto's wel is toegestaan op haar perceel, terwijl volgens haar de buitenpandige opslag van auto's uit ruimtelijk oogpunt niet verschilt van de buitenpandige opslag van caravans en campers.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de buitenpandige opslag van caravans en campers op het perceel van Caravan & Camper Limburg niet toegestaan is vanwege de ongewenste stedenbouwkundige uitstraling ervan. Volgens de raad verschilt de buitenpandige opslag van caravans en campers van de buitenpandige opslag van auto's omdat caravans en campers een grotere omvang dan auto's hebben. Voorts werd het perceel van Caravan & Camper Limburg volgens de raad in 2009 en 2010 niet meer gebruikt voor de verkoop en opslag van caravans en campers.
2.3.2. Aan het perceel Kaalheidersteenweg 185 (hierna: het perceel) is de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - caravans en campers" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden onder meer bestemd voor bedrijven uit de milieucategorie A en B zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) in de bijlage 1 bij deze regels,
Ingevolge lid 3.1, onder d en f, zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden voorts onder meer bestemd voor detailhandel in caravans en campers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - caravans en campers" en buitenpandige opslag ten dienste van maar ondergeschikt aan de bedrijven toegestaan onder a.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is in milieucategorie B opgenomen de handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven.
Ingevolge lid 3.5, onder 3.5.4, dient in tegenstelling tot hetgeen vermeld is in artikel 3, lid 3.1, onder f, de opslag van caravans en campers ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - caravans en campers" inpandig en niet buitenpandig (niet open) te gebeuren.
2.3.3. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder f, en lid 3.5, onder 3.5.4, is de buitenpandige opslag van caravans en campers op het perceel niet toegestaan. Niet in geschil is dat de verkoop en opslag, inpandig dan wel buitenpandig, van caravans en campers onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Bandplan West fase II" wel was toegestaan op het perceel. Ter zitting heeft Caravan & Camper Limburg voorts onweersproken verklaard dat in ieder geval sinds 2002 caravans en campers buitenpandig worden opgeslagen op het perceel, hoewel het buitenterrein van het perceel vanwege de economische crisis niet altijd in zijn geheel is gebruikt voor de opslag van caravans. Gelet op het voorgaande is de buitenpandige opslag van caravans en campers op het perceel als bestaand legaal gebruik onder het overgangsrecht gebracht.
In beginsel dient bestaand legaal gebruik, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan echter onder meer uitzondering vinden indien een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarnaast moet met het oog op de gevestigde rechten en belangen dan aannemelijk zijn dat de beoogde bestemming binnen de planperiode wordt verwezenlijkt.
De raad heeft ter zitting naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat op grond van gewijzigde stedenbouwkundige inzichten het belang van buitenpandige opslag niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij betrekt de Afdeling dat niet duidelijk is waarom de buitenpandige opslag van verscheidene typen auto's, waaronder terreinwagens en personenbusjes, zich wel verdraagt met een goede ruimtelijke ordening. Voorts heeft de raad ter zitting niet kunnen aangeven of een onteigeningsprocedure ten aanzien van het perceel zal worden begonnen, zodat niet aannemelijk is dat de buitenpandige opslag van caravans en campers op het perceel binnen de planperiode beëindigd zal worden. Gelet op het voorgaande heeft de raad niet in redelijkheid de buitenpandige opslag van caravans en campers onder het overgangsrecht kunnen brengen.
2.3.4. In hetgeen Caravan & Camper Limburg heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft artikel 3, lid 3.1, onder f, en lid 3.5, onder 3.5.4, van de planregels strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van Caravan & Camper Limburg is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) te worden vernietigd.
2.4. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht
artikel 3, lid 3.1, onder f, van de planregels opnieuw vast te stellen en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd. De Afdeling acht niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden daardoor in hun belangen worden geschaad.
Het beroep van Steenfabriek Linssen
2.5. Steenfabriek Linssen betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming "Bedrijf" op gronden nabij haar bedrijf waar thans een tankstation op gevestigd is te wijzigen in de bestemming "Wonen". Hiertoe voert zij aan dat zij ten onrechte nooit gehoord is over de toezegging van de gemeente aan de exploitante van het tankstation, [belanghebbende], om in verband met de verplaatsing van het tankstation medewerking te verlenen aan het mogelijk maken van vijf woningen.
2.5.1. Deze beroepsgrond heeft betrekking op handelen van de gemeente buiten het kader van de procedure tot vaststelling van het plan en kan reeds daarom de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantasten.
2.6. Steenfabriek Linssen voert voorts aan dat op voorhand geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is voor de woningen en dat haar bedrijfsvoering als gevolg van de woningen ernstig belemmerd zal worden. In dit verband voert zij aan dat niet voldaan wordt aan de richtafstand die de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (hierna: VNG-brochure) aanbeveelt en dat de woningen ernstige geluidoverlast zullen ondervinden van haar bedrijfsactiviteiten.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een nadere belangenafweging zal moeten plaatsvinden. Volgens de raad moeten bij die belangenafweging de milieunormen in acht worden genomen en geldt het uitgangspunt dat de bedrijfsvoering van Steenfabriek Linssen niet beperkt mag worden. Daarbij wijst de raad erop dat ingevolge artikel 18, lid 18.2, van de planregels de wijzigingsbevoegdheid slechts toegepast mag worden indien aangetoond is dat de milieunormen niet overschreden worden.
2.6.2. Aan het perceel Drievogelstraat 78 (hierna: het perceel) is de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1" toegekend.
Ingevolge artikel 3.7, lid 3.7.1, van de planregels, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de gronden met de bestemming "Bedrijf" en ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1" te wijzigen in de bestemming "Wonen" mits maximaal 5 grondgebonden woningen worden opgericht en deze woningen passen binnen de regionale afspraken over verdeling van woningbouw dan wel dat ter zake van de woningbouwinvulling regionale afstemming heeft plaatsgevonden alsmede onder de voorwaarde dat de overige bouwregels van artikel 12.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
Ingevolge lid 3.7.2 dient bij de toepassing van de in lid 3.7.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid de in artikel 18, lid 18.1.2, opgenomen procedure te worden gevolgd.
Ingevolge artikel 18, lid 18.2, dient alvorens tot wijziging als bedoeld in artikel 18, lid 18.1, te besluiten in ieder geval door middel van onderzoek aangetoond te zijn dat de onderscheiden milieuaspecten zoals geluid, bodem en lucht geen belemmering opleveren, dan wel dat de voor de onderscheiden milieuaspecten geldende normen niet zullen worden overschreden; dat afwijking uit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is; dat in voorkomend geval grenswaardenprocedures succesvol zijn doorlopen en/of afschermende voorzieningen/mitigerende maatregelen zullen worden getroffen; dat de watertoetsprocedure is gevolgd teneinde de effecten en kansen voor water te onderzoeken
Op het perceel is thans een tankstation gevestigd. Het perceel is direct gelegen naast de gronden waarop Steenfabriek Linssen haar baksteenfabriek exploiteert. Steenfabriek Linssen is op het gezoneerde industrieterrein Spekholzerheide gevestigd en heeft een milieuvergunning (thans: omgevingsvergunning voor een inrichting) voor haar bedrijf. De stenen die Steenfabriek Linssen produceert, worden op pallets getransporteerd naar gronden die naast het perceel gelegen zijn en vervolgens door middel van heftrucks op vrachtwagens geladen.
2.6.3. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het perceel gegarandeerd kan worden. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid komen woningen direct naast de gronden van Steenfabriek Linssen te liggen op veel kortere afstanden dan de richtafstand van 200 meter die de VNG-brochure aanbeveelt tussen een baksteenfabriek en een rustige woonwijk. Ter zitting heeft de raad niet kunnen aangeven waarom van deze richtafstand wordt afgeweken. Voorts is niet aannemelijk dat aan ingevolge de Wet geluidhinder te stellen waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting ter plaatse van deze woningen kan worden voldaan. Hierbij is in aanmerking genomen dat zoals de raad ter zitting heeft erkend uit eerder onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op het perceel ten hoogste ongeveer 60 dB(A) kan bedragen en dat het zeer moeilijk zal zijn om de geluidbelasting terug te brengen.
Voor zover de raad betoogt dat de wijzigingsbevoegdheid slechts toegepast mag worden indien aangetoond is dat de milieunormen niet overschreden worden, overweegt de Afdeling dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit betekent dat het niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening om in een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen waarvan reeds bij de vaststelling van het plan aannemelijk is dat deze niet uitvoerbaar is.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de wijzigingsbevoegdheid strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden van Steenfabriek Linssen niet besproken te worden.
2.6.4. In hetgeen Steenfabriek Linssen heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied 1" ter plaatse van het perceel Drievogelstraat 78, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van Steenfabriek Linssen is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3.1 van de Wro te worden vernietigd.
2.7. De raad dient ten aanzien van Caravan & Camper Limburg en Steenfabriek Linssen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Caravan & Camper Limburg B.V. en Steenfabriek Linssen B.V. gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Kerkrade van 24 november 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kerkrade West 1", voor zover het betreft:
a. artikel 3, lid 3.1, onder f, en lid 3.5, onder 3.5.4, van de planregels;
b. de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1" ter plaatse van het perceel Drievogelstraat 78;
III. bepaalt dat artikel 3, lid 3.1, onder f, van de planregels als volgt komt te luiden: "buitenpandige opslag ten dienste van maar ondergeschikt aan bedrijven genoemd onder a en d";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Kerkrade tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Caravan & Camper Limburg B.V. tot een bedrag van € 924,52 (zegge: negenhonderdvierentwintig euro en tweeënvijftig cent), waarvan € 847,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Steenfabriek Linssen B.V. tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Kerkrade aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Caravan & Camper Limburg B.V. en € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Steenfabriek Linssen B.V. vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012