ECLI:NL:RVS:2012:BW1565

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109094/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over planschadevergoeding door college van burgemeester en wethouders van Beek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 juli 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beek ongegrond werd verklaard. Het college had op 21 juli 2009 aan [appellant] een vergoeding voor planschade van € 4.950,00 toegekend, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit besluit volgde op een verzoek van [appellant] in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vanwege schade die hij zou lijden door de bouw van nieuwbouwwoningen in zijn omgeving.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht de vergoeding had toegekend, maar [appellant] was het daar niet mee eens en stelde hoger beroep in. Hij betoogde onder andere dat de rechtbank had miskend dat het daadwerkelijke besluit op zijn bezwaarschrift eerder was genomen dan in de brief van 3 december 2009 was vermeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het college op 1 december 2009 een beslissing had genomen, die later op schrift was gesteld in de brief van 3 december 2009. Dit betekende dat er geen inhoudelijke afwijkingen waren tussen de besluiten.

Daarnaast betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen gevolgen had verbonden aan de overschrijding van de wettelijke beslistermijn. De Afdeling oordeelde dat deze termijn een termijn van orde is en dat overschrijding daarvan niet automatisch leidt tot vernietiging van het besluit. Ook het argument dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de inbreuk op zijn privacy werd verworpen, omdat het college had mogen afgaan op het advies van een onafhankelijke deskundige. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

201109094/1/A2.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Beek,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 juli 2011 in zaak nr. 10/58 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Beek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2009 heeft het college aan [appellant] een vergoeding voor planschade ten bedrage van € 4.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, toegekend.
Bij besluit van 3 december 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover dit ziet op zijn mondelinge reactie op een advies van Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht B.V. en op gebreken in dat advies en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 maart 2012, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.J.S. Verjans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), zoals die bepaling tot 1 juli 2008 luidde, kennen burgemeester en wethouders een belanghebbende op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, voor zover blijkt dat hij ten gevolge van het besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in de artikelen 17 of 19, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd.
2.2. Het college heeft [appellant] een vergoeding toegekend voor de planschade die hij heeft geleden als gevolg van een krachtens artikel 19 van de WRO verleende vrijstellingen voor de bouw van zesenveertig nieuwbouwwoningen aan de Remigiusstraat en de Gerbergastraat te Beek.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het daadwerkelijke besluit op het bezwaarschrift in de vergadering van het college op 1 december 2009 is genomen en dat dit besluit afwijkt van de beslissing genomen in de brief van 3 december 2009. Volgens [appellant] kan die beslissing niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden aangemerkt en kan de uitspraak van de rechtbank reeds daarom niet standhouden.
2.3.1. Dit betoog faalt. Het college heeft op 1 december 2009 in de wekelijkse vergadering een beslissing genomen op het door [appellant] ingediende bezwaarschrift en deze beslissing neergelegd in de notulen. Deze beslissing is vervolgens uitgewerkt en op schrift gesteld in het besluit van 3 december 2009. Er is geen grond voor het oordeel dat het besluit van 3 december 2009 inhoudelijk afwijkt van de beslissing genomen in de vergadering van 1 december 2009. In beide gevallen is de toekenning van een vergoeding van € 4.950,00 gehandhaafd. Aan die beslissing is, naar aanleiding van het door [appellant] gemaakte bezwaar, een gewijzigd taxatierapport, waarin de gebreken van het eerdere rapport zijn hersteld, ten grondslag gelegd.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen gevolgen heeft verbonden aan de overschrijding van de wettelijke beslistermijn neergelegd in artikel 7:10 van de Awb, te meer nu hij geen toestemming heeft verleend als bedoeld in het vierde lid van dat artikel.
2.4.1. Ook dit betoog treft geen doel. Gelijk de Afdeling eerder heeft overwogen - onder meer in haar uitspraak van 2 maart 2011 in zaak nr. 201006365/1/H2 (www.raadvanstate.nl) - is de termijn van artikel 7:10 van de Awb een termijn van orde. Overschrijding van deze termijn betekent niet dat het besluit op bezwaar op die grond voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat hij rechtsmiddelen had kunnen instellen tegen het uitblijven van een besluit, ook indien aan hem geen toestemming door het college is gevraagd voor uitstel van het nemen van een beslissing. Ook heeft de rechtbank terecht overwogen dat de termijnoverschrijding geen materiële gevolgen voor hem mee brengt, nu de wettelijke rente wordt vergoed vanaf de dag van de aanvraag tot de dag waarop het besluit van 3 september 2009 onherroepelijk is geworden.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de inbreuk op zijn privacy als gevolg van inkijk in de slaapkamers van zijn woning vanuit de nieuwbouwwoningen.
2.5.1. Ook dit betoog faalt. Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht B.V. is een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade en het college mocht in beginsel op het door dat bureau uitgebrachte advies afgaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat dit advies onjuist is of op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant] geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen die het oordeel rechtvaardigen dat het college het advies niet aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. [appellant] heeft de gestelde waardevermindering als gevolg van de vermindering in lichtinval en privacy, waaronder de inkijk in de slaapkamers van de woning, in het in opdracht van Tonnaer opgestelde rapport door de taxateur Pickée Makelaardij B.V., niet bestreden.
2.6. Tot slot betoogt [appellant] tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan de foutieve door de taxateur vermelde afstand van 10-15 meter tussen de nieuwbouwwoningen en zijn perceel. De taxateur heeft niet de afstand van 10-15 meter medebepalend laten zijn voor de hoogte van de planschade. In de taxatierapporten van juni 2009 en oktober 2009 wordt gesteld dat als gevolg van de vrijstelling tot aan de perceelgrens kan worden gebouwd, hetgeen heeft geleid tot waardevermindering van de woning. In onderdeel E, de conclusie, van het taxatierapport van juni 2009 stond weliswaar de verkeerde afstand van 10-15 meter vermeld, maar dit is aangepast in het rapport van oktober 2009, dat ten grondslag is gelegd aan het besluit van 3 december 2009. Er was derhalve geen aanleiding voor de rechtbank over te gaan tot vernietiging van dit besluit.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Planken
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012
299.