201107718/1/A1.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging appartementseigenaren "De Kraai", gevestigd te Bladel en [appellante], gevestigd te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 juni 2011 in zaak nrs. 11/1250, 11/1251, 11/1284 en 11/1289 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Bladel.
Bij besluit van 10 november 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van tien bergingen en een schutting op het perceel Marktstraat (ongenummerd) te Bladel (hierna: het perceel).
Bij afzonderlijke besluiten van 1 maart 2010 heeft het college de door De Kraai en [appellante] daartegen gemaakte bezwaren, onder aanvulling van de motivering daarvan, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben De Kraai en [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Kraai en [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2012, waar De Kraai en [appellante], vertegenwoordigd door mr. C.R. Jansen, en het college, vertegenwoordigd door S.J.C. Torres LLB, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door mr. M.P.A. Senders, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang en voor zover hier van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien:
a. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven krachtens het Bouwbesluit 2003.
b. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven krachtens de bouwverordening.
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bladel Centrum" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Centrumvoorzieningen".
Ingevolge artikel 4.1.1 gelezen in verbinding met artikel 4.1.4 van de planvoorschriften zijn gronden met deze bestemming, voor zover hier van belang, bestemd voor additionele voorzieningen, zoals magazijnen, trappenhuizen, bijgebouwen en bergruimten.
Ingevolge artikel 4.5 zijn burgemeester en wethouders bevoegd om, mits dit geen onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van het betrokken perceel tot gevolg heeft, in het kader van het verlenen van een bouwvergunning of vrijstelling voor een uitbreiding of verbouwing van een bestaand gebouw, nadere eisen te stellen ten aanzien van de inrichting van terreinen, waaronder begrepen de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen, de situering, aanleg en/of omvang van luifels, en de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen, een en ander voor zover noodzakelijk:
a. in het kader van een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
d. uit het oogpunt van brand-, verkeers- of openbare veiligheid, dan wel;
e. in verband met de gewenste parkeer-, laad- of losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.
2.3. De Kraai en [appellante] betogen dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college, ter bescherming van hun belangen nadere eisen aan de verleende bouwvergunning had moeten verbinden. Zij voeren in dit kader aan dat voor de zijdeur van het pand gelegen aan de Sniederslaan 3, welke deur fungeert als nooduitgang voor de aldaar gevestigde winkel, bouwvergunning is verleend en dat deze deur door realisering van het bouwplan wordt geblokkeerd.
2.3.1. Artikel 4.5 van de planvoorschriften biedt niet de mogelijkheid om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen, maar ziet slechts op de inrichting van terreinen. De bevoegdheid om de door De Kraai en [appellante] gewenste nadere eisen aan de bouwvergunning te verbinden ontbreekt derhalve. De voorzieningenrechter heeft dat niet onderkend, doch heeft terecht geoordeeld dat het college niet gehouden kon worden nadere eisen aan de bouwvergunning te verbinden.
2.4. De Kraai en [appellante] betogen dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit 2003. Dat is het geval, omdat realisering ervan zal leiden tot afsluiting van de vluchtroute van het naastgelegen pand, aldus De Kraai en [appellante]. Zij betogen voorts dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat op het perceel een recht van overpad rust ten behoeve van de eigenaren en bewoners van appartementencomplex "De Kraai".
2.4.1. Gelet op artikel 44 van de Woningwet dient het college bij de beoordeling van de aanvraag om bouwvergunning uitsluitend te beoordelen of zich één van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet de bouwvergunning worden verleend; als dat wel zo is, moet deze worden geweigerd.
De Kraai en [appellante] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit 2003. Het college heeft het daarom terecht niet in strijd geacht met het Bouwbesluit. Nu de aanwezigheid van het recht van overpad, wat daar verder van zij, geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet vormt en zich voorts geen van de andere in dat artikel genoemde weigeringsgronden voordoet, heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat het college gehouden was de bouwvergunning te verlenen.
2.5 Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012