ECLI:NL:RVS:2012:BW1558

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106502/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor het veranderen van een kantoorgebouw in Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Effectory B.V. en een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 3 mei 2011 de door hen ingestelde beroepen ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de weigering van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum om aan de appellant een bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van het gebouw aan de Singel 132 te Amsterdam. Het dagelijks bestuur weigerde de vergunning op basis van het bestemmingsplan, dat het samenvoegen van bouwpercelen verbiedt. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat de voorziene doorgang tussen de panden Singel 130 en 132 in strijd is met het bestemmingsplan, omdat dit leidt tot een bouwkundig geheel en de zelfstandigheid van de panden aantast.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 april 2012 behandeld. De appellant en Effectory B.V. betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de voorziene doorgang niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze de panden niet samenvoegt en geen afbreuk doet aan het zelfstandig gebruik van de panden. De Afdeling oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de verbinding tussen de panden leidt tot een zodanige verwevenheid dat niet meer gesproken kan worden van twee afzonderlijke bouwpercelen.

Daarnaast betogen de appellant en Effectory B.V. dat de weigering om ontheffing en bouwvergunning te verlenen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat in andere gevallen wel medewerking is verleend aan doorbraken tussen panden. De Afdeling oordeelt dat de door hen genoemde gevallen niet als gelijk te beschouwen zijn, omdat deze onder andere omstandigheden zijn beoordeeld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur het belang van het beschermen van het historische karakter van de binnenstad van Amsterdam zwaarder heeft mogen laten wegen dan de individuele economische belangen van de appellant en Effectory B.V.

Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201106502/1/A1.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Effectory B.V. en [appellant], onderscheidenlijk gevestigd en wonend te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2011 in zaak nr. 10/2034 in het geding tussen:
[appellant] en Effectory B.V.
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2009 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellant] onder ontheffing van het bestemmingsplan bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van het gebouw Singel 132 te Amsterdam met behoud van de bestemming daarvan als kantoor.
Bij besluit van 18 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur de door [appellant] en Effectory B.V. daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de door [appellant] en Effectory B.V. daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en Effectory B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 juli 2011.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en Effectory B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2012, waar [appellant] en Effectory B.V. bijgestaan door G.J.L. van Heezen en mr. M.J.V. van der List, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. C.L. Brinks, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De voorziene verandering betreft het maken van een doorgang tussen de vierde verdieping van het gebouw aan het adres Singel 132 en de derde verdieping van het gebouw aan het adres Singel 130. De doorgang gaat bij Singel 132 door de kap en de goot en bij Singel 130 door de bouwmuur.
2.2. [appellant] en Effectory B.V. betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de voorziene doorgang niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat deze de panden niet samenvoegt en geen afbreuk doet aan het zelfstandig gebruik van de panden.
2.2.1. Ingevolge artikel 3, derde lid, onder t, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Westelijke Grachtengordel 2000" mogen, voor zover hier van belang, bouwpercelen niet worden samengevoegd.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 16, wordt in de planvoorschriften onder een bouwperceel verstaan: de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij het krachtens het plan bestaande of op te richten bouwwerk, of complex van bouwwerken.
2.2.2. Niet in geschil is dat de doorgang een gebouwde, overkapte verbinding tussen twee panden betreft, die tot gevolg heeft dat de gebruikers van Singel 130 toegang hebben tot de kantoorruimte op de tweede, derde en vierde verdieping van het voorhuis van Singel 132.
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat als gevolg van het maken van een verbinding tussen de twee panden bouwkundig één geheel ontstaat, nu er een zodanige verwevenheid tussen de beide panden ontstaat dat niet meer gesproken kan worden van twee afgescheiden bouwpercelen. Het bouwplan is daarmee in strijd met artikel 3, derde lid, onder t, van de planvoorschriften. Dat het bouwplan slechts tot gedeeltelijke samenvoeging leidt en de panden nog steeds afzonderlijk zijn te gebruiken, maakt dit niet anders. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2011, waarnaar Effectory B.V. en [appellant] ter ondersteuning van hun betoog verwijzen, biedt geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat het oordeel van de rechtbank in die zaak zijn grondslag vindt in een ander wettelijk kader.
Het betoog faalt.
2.3. [appellant] en Effectory B.V. betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur, gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren ten behoeve van het bouwplan ontheffing te verlenen. Daartoe voeren zij aan dat het bouwplan geen afbreuk doet aan de historische parcellering, noch dat daarmee de stedenbouwkundige structuur wordt aangetast.
2.3.1. Niet in geschil is dat behoud en herstel van de stedenbouwkundige structuur van de grachtengordel uitgangspunt is van het bestemmingsplan. Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat door het bouwplan de historische parcellering - dat wil zeggen, het zelfstandig functioneren van de individuele percelen dan wel panden - wordt aangetast. Daarbij gaat het niet alleen om het gevelbeeld, maar ook om hetgeen achter de gevel plaatsvindt. Voorkomen dient te worden dat achter individuele voorgevels panden onderling met elkaar verbonden worden, waardoor façades ontstaan waarachter de historische parcellering is vervaagd, aldus het dagelijks bestuur.
De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] en Effectory B.V. hebben aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur het bouwplan niet als een onwenselijke inbreuk op de stedenbouwkundige structuur heeft kunnen aanmerken. Dat de historische gevelbreedte van de panden door het bouwplan niet wijzigt, leidt, gelet op het vorenstaande, niet tot een ander oordeel. Voorts leidt de omstandigheid dat, naar [appellant] en Effectory B.V. stellen, de tweede, derde en vierde verdieping van Singel 132 niet bij Effectory B.V. zelf, maar bij een van haar dochtervennootschappen in gebruik is, niet tot het oordeel dat de individuele panden, ondanks de in geding zijnde doorgang, feitelijk zelfstandig functioneren.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur het belang bij het beschermen van het historische karakter van de binnenstad van Amsterdam in redelijkheid zwaarder heeft mogen laten wegen dan de individuele economische belangen, die [appellant] en Effectory B.V. bij het bouwplan hebben.
Het betoog faalt.
2.4. [appellant] en Effectory B.V. betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de weigering om ontheffing en bouwvergunning te verlenen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. In de eerste plaats wijzen zij daarbij op de panden gelegen aan de Keizersgracht 399 en 401 waar, volgens hen, wel is meegewerkt aan de realisering van doorbraken tussen deze panden. Voorts heeft het dagelijks bestuur volgens hen toestemming verleend voor de realisering van een doorbraak ten behoeve van de uitbreiding van het hotel gelegen op de Herengracht 13 naar het pand gelegen op de Herengracht 15. Ten slotte wijzen zij op de panden gelegen aan de Herengracht 542-556 en Keizergracht 679-689. In deze panden is, volgens [appellant] en Effectory B.V., door het dagelijks bestuur toegestaan dat in het verleden aangebrachte doorbraken niet hersteld behoeven te worden.
2.4.1. Het door [appellant] en Effectory B.V. genoemde geval van de panden gelegen aan de Keizersgracht 399-401 is niet als een gelijk geval te beschouwen, omdat in die situatie door de stadsdeelraad een (ontwerp)bestemmingsplan is vastgesteld met het oog op het toekennen van een publieke functie als museum voor deze panden en geen sprake is van de verlening van een ontheffing door het dagelijks bestuur.
In het genoemde geval van de panden gelegen aan de Herengracht 13 en 15 heeft het dagelijks bestuur ter zitting aangegeven dat geen ontheffing is verleend voor de realisering van doorbraken tussen deze panden en dat, anders dan [appellant] en Effectory B.V. betogen, uit het besluitvoorstel van 13 april 2010 met registratienummer 10/190 niet kan worden afgeleid dat doorbraken zullen worden gerealiseerd, zodat evenmin sprake is van een gelijk geval.
Ook in het genoemde geval van de panden gelegen aan de Herengracht 542-556 en de Keizersgracht 679-689 is geen ontheffing verleend voor het realiseren van nieuwe doorbraken. Ter zitting is door het dagelijks bestuur aangegeven dat geen nieuwe doorbraken zullen worden gerealiseerd en dat bestaande doorbraken, zoveel als mogelijk, ongedaan zullen worden gemaakt. Nu geen van de drie door [appellant] en Effectory B.V. genoemde gevallen overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur heeft kunnen weigeren medewerking te verlenen aan het bouwplan.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012
407-724.