ECLI:NL:RVS:2012:BW1548

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105495/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van accountantsverklaring door Intertoys en de weigering van het college

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 april 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Intertoys tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Het college van burgemeester en wethouders van Barneveld had op 1 februari 2010 het verzoek van Intertoys om een afschrift van de accountantsverklaring over het jaar 2008 ten behoeve van een belanghebbende gedeeltelijk afgewezen. Intertoys had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Arnhem bevestigde deze beslissing op 5 april 2011, waarna Intertoys hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Afdeling heeft de zaak op 6 maart 2012 ter zitting behandeld. Intertoys werd vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. L.P. Berg en mr. T.H. Iking-de Jong. De rechtbank had overwogen dat de geweigerde gegevens bedrijfs- en fabricagegegevens waren, en dat het college terecht had besloten deze niet openbaar te maken op basis van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Intertoys voerde aan dat de rechtbank een onjuiste belangenafweging had gemaakt en dat de geweigerde informatie geen concurrentiegevoelige gegevens bevatte. De Afdeling oordeelde echter dat de niet openbaar gemaakte passages uit de accountantsverklaring vertrouwelijke informatie bevatten over de jaaromzet en de afzet van producten, en dat openbaarmaking zou leiden tot onevenredige benadeling van de belanghebbende. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201105495/1/A3.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Intertoys Holland B.V. en Intertoys B.V., gevestigd te Waddinxveen (hierna tezamen en in enkelvoud: Intertoys),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 april 2011 in zaak nr. 10/2765 in het geding tussen:
Intertoys
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2010 heeft het college het verzoek van Intertoys om een afschrift van de accountantsverklaring over het jaar 2008 ten behoeve van [belanghebbende] openbaar te maken gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 17 juni 2010 heeft het college het door Intertoys daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Intertoys daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Intertoys bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 26 augustus 2011, onderscheidenlijk 31 augustus 2011, hebben Intertoys en [belanghebbende] toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Intertoys en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2012, waar Intertoys, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.P. Berg en mr. T.H. Iking-de Jong, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
2.2. Het college heeft bij het in bezwaar gehandhaafde besluit de gevraagde accountantsverklaring verstrekt met uitzondering van de gewaarmerkte bijlage en twee bedragen met betrekking tot de jaaromzet. Het college heeft aan dat besluit primair ten grondslag gelegd dat deze gegevens bedrijfs- en fabricagegegevens bevatten als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wob en subsidiair dat de verstrekking van deze gegevens achterwege moet blijven omdat [belanghebbende] bij openbaarmaking onevenredig wordt benadeeld en dat belang zwaarder dient te wegen.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de geweigerde gegevens moeten worden aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegevens en dat het college de verstrekking van deze gegevens terecht achterwege heeft gelaten met toepassing van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
2.4. Intertoys heeft aangevoerd dat de rechtbank een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en ten onrechte de geweigerde informatie heeft aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegevens nu die geen concurrentiegevoelige gegevens kan bevatten en ziet op het jaar 2008.
2.5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 29 april 2008 in zaak nr.
200704972/1), zijn bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, slechts die gegevens, waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden zodanige bedrijfsgegevens zijn. Verder dient artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 juli 2002 in zaak nr.
200103014/1) naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd.
2.5.1. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de niet openbaar gemaakte informatie.
De niet openbaar gemaakte passages, die onderdeel zijn van de accountantsverklaring en vertrouwelijk aan het college zijn meegedeeld, bevatten informatie over de totale jaaromzet en het aandeel daarin van de verschillende productgroepen in 2008. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat uit deze gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen niet alleen met betrekking tot de omzet per productgroep maar ook de afzet van producten door [belanghebbende]. Gelet op het geringe tijdsverloop tussen de datum van de accountantsverklaring en het verzoek is de Afdeling van oordeel dat de gegevens actueel zijn. Onder deze omstandigheid heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het college openbaarmaking van de bijlage en de twee weggelakte bedragen op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob terecht heeft geweigerd.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene komt de Afdeling, evenals de rechtbank, niet toe aan hetgeen het college subsidiair aan zijn besluit op bezwaar van 17 juni 2010 ten grondslag heeft gelegd, te weten dat ook artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob zich tegen openbaarmaking van de gevraagde informatie verzet.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012
290.