ECLI:NL:RVS:2012:BW0766

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107866/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar Nationale Hypotheek Garantie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juni 2011, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een besluit van de stichting, dat op 8 juni 2010 aan [appellant] mededeelde dat hij € 60.091,62 verschuldigd was aan de stichting uit hoofde van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) en dat deze schuld niet werd kwijtgescholden.

De stichting verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet de gronden van het bezwaar bevatte. De rechtbank bevestigde deze beslissing. [appellant] stelde dat hij in een eerdere correspondentie had aangegeven dat zijn bezwaren ook betrekking hadden op de weigering van de kwijtschelding van de schuld voor een andere woning, maar de stichting oordeelde dat dit niet relevant was voor de huidige zaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 maart 2012 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel [appellant] als de stichting vertegenwoordigd door hun advocaten. De Afdeling oordeelde dat de stichting niet in strijd met het recht had gehandeld door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien [appellant] niet de vereiste gronden had ingediend.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 4 april 2012.

Uitspraak

201107866/1/A2.
Datum uitspraak: 4 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juni 2011 in zaak nr. 10/7493 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2010 heeft de stichting aan [appellant] medegedeeld dat de stichting uit hoofde van de door haar voor de woning aan [locatie A] te Den Haag (hierna: woning I) verstrekte Nationale Hypotheek Garantie (hierna: NHG) als borg € 60.091,62 heeft voldaan, dat [appellant] dit bedrag aan de stichting is verschuldigd en dat de stichting hem deze schuld niet kwijtscheldt.
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de stichting het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 augustus 2011.
De stichting heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. drs. E. Tamas, advocaat te Den Haag, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. drs. F.M. Schuit en mr. P. Boudeling, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht bevat het bezwaarschrift ten minste de gronden van het bezwaar.
Ingevolge artikel 6:6 kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.2. De stichting heeft het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van [appellant] niet de gronden van zijn bezwaar bevatte en hij, nadat hij bij brief van 27 juli 2010 in de gelegenheid is gesteld binnen zes weken de gronden van het bezwaar aan de stichting te doen toekomen, het verzuim niet heeft hersteld.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij bij schrijven van 14 juni 2010 in de bezwaarprocedure betreffende de weigering tot kwijtschelding van de schuld die is ontstaan ter zake van de woning aan de [locatie B] te Den Haag (hierna: woning II), heeft vermeld dat de bezwaren tegen de weigering van de kwijtschelding eveneens de afwijzing van de kwijtschelding van de schuld ter zake van woning I betreffen.
2.3.1. Bij brief van 30 maart 2010 heeft [appellant] vragen van de stichting ter zake van zijn bezwaar tegen de weigering tot kwijtschelding van de schuld die is ontstaan ter zake van woning II beantwoord. Bij voormelde brief van 14 juni 2010 heeft [appellant] de antwoorden aangevuld. In die brief is vermeld: "Volledigheidshalve deel ik u nog mede dat op 8 juni 2010 door uw stichting wederom een beschikking is genomen, strekkende tot kwijtschelding van de schuld ontstaan als gevolg van executoriaal verkoop van [locatie A] te Den Haag. Ik attendeer u daarop dat de door ons reeds ingediende bezwaren tegen een zulke weigering van kwijtschelding eveneens de laatstgenomen beschikking betreffen".
Omdat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot woning II, geen betrekking op de weigering de schuld ter zake van woning I kwijt te schelden, heeft de stichting in antwoord op die brief [appellant] bij brief van 2 juli 2010 medegedeeld dat hij ter zake van woning I desgewenst separaat bezwaar moet maken. Bij brief van 20 juli 2010 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de weigering de schuld ter zake van woning I kwijt te schelden. Daarbij heeft [appellant] vermeld dat de gronden nader zullen worden aangevoerd. De stichting heeft hem bij brief van 27 juli 2010 erop gewezen dat [appellant] nog geen gronden had aangevoerd en hem in de gelegenheid gesteld dit alsnog te doen. [appellant] heeft niet alsnog de gronden van zijn bezwaar aangevoerd.
Door aldus te handelen en van [appellant] te verlangen dat hij gronden van zijn bezwaar indiende, heeft de stichting niet in strijd met het recht gehandeld. Dat [appellant] niet alsnog de gronden van zijn bezwaar heeft ingediend, komt voor zijn risico. Gelet daarop heeft de stichting het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2012
362.