201110857/1/A2.
Datum uitspraak: 28 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 25 augustus 2011 in zaak nr. 11/13 in het geding tussen:
de stichting Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft de stichting aan [appellant] medegedeeld dat de stichting uit hoofde van de door haar verstrekte Nationale Hypotheek Garantie als borg € 31.784,36 heeft voldaan, dat [appellant] dit bedrag aan de stichting is verschuldigd en dat de stichting hem deze schuld niet kwijtscheldt.
Bij besluit van 22 november 2010 heeft de stichting het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2011, verzonden op 29 augustus 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 november 2011.
De stichting heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.H. Groeneveld, advocaat te Goirle, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. F.M. Schuit en mr. P. Boudeling, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel A3, eerste lid, onder c, van de Algemene Voorwaarden voor Borgtocht 2004 (hierna: de algemene voorwaarden), voor zover thans van belang, is de stichting in beginsel bereid, indien zij als borg een betaling heeft gedaan aan de geldgever, de vordering ter zake van deze betaling niet bij de geldnemer in te vorderen mits en voor zover naar haar oordeel is gebleken dat
1. de geldnemer ten aanzien van het niet kunnen betalen van de lening te goeder trouw is geweest en
2. de geldnemer zijn volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken.
2.2. [appellant] heeft op 22 september 2004 een woning gekocht aan de [locatie] te Tilburg (hierna: de woning), waarvoor hij op 4 november 2004 een geldleningsovereenkomst heeft gesloten met Fortis Bank (Nederland) N.V. (hierna: de geldgever). Tot zekerheid voor de nakoming van de hieruit voortvloeiende betalingsverplichtingen heeft de stichting een Nationale Hypotheek Garantie (hierna: NHG) verstrekt. In de geldleningsovereenkomst en de daarbij behorende Algemene bepalingen is voornoemde regeling van niet-invordering (hierna: de kwijtscheldingsregeling) opgenomen.
[appellant] ontvangt sinds 30 maart 2009 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 4 april 2009 is een betalingsachterstand ontstaan op de geldlening. Op 30 oktober 2009 is de woning onderhands verkocht. De verkoop heeft onvoldoende opgebracht om de geldlening te voldoen, om welke reden de stichting op grond van de NHG als borg € 31.784,36 van de restschuld aan de geldgever heeft voldaan. Bij brief van 2 februari 2010 heeft de stichting [appellant] medegedeeld dat de stichting daardoor in de rechten en plichten is getreden van de geldgever, hetgeen betekent dat [appellant] € 31.784,36 aan haar is verschuldigd. Tevens is [appellant] medegedeeld dat deze schuld (hierna ook: regresvordering) moet worden terugbetaald, omdat [appellant] niet aan de voorwaarden voor kwijtschelding heeft voldaan.
Aan haar weigering de schuld van € 31.784,36 kwijt te schelden, heeft de stichting ten grondslag gelegd dat [appellant] geen volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken, omdat [appellant] in de periode van 7 of 8 juli 2009 tot 2 maart 2010 verwijtbaar geen inkomen heeft genoten vanwege zijn detentie, omdat door achterstallig onderhoud de waarde van de woning is gedaald en omdat [appellant] een hennepkwekerij heeft gehouden, ten gevolge waarvan onder meer beslag is gelegd op de woning.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank de stichting ten onrechte is gevolgd in haar uitleg van 'volledige medewerking' in de algemene voorwaarden. De vraag of de geldlener de geldnemer zijn volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken, kan naar haar aard slechts zien op gedragingen vanaf het moment dat duidelijk was dat het ontstaan van een restschuld waarschijnlijk was. De gedragingen die de stichting aan hem tegenwerpt hebben zich daarvoor voorgedaan, zodat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de stichting zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant] geen volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder in haar uitspraken van 23 december 2009 in zaak
200903627/1/H2en 14 juli 2010 in zaak
200907794/1/H2heeft overwogen, volgt uit de bewoordingen van de kwijtscheldingsregeling dat de volledige medewerking op de terugbetaling van de gehele lening ziet, en niet slechts is beperkt tot de regresvordering van de stichting. [appellant] had een doorlopende betalingsverplichting jegens de geldgever. De stichting is in de rechten en plichten van de geldgever getreden en bij de beantwoording van de vraag of [appellant] volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken, kunnen derhalve ook de feiten en omstandigheden worden betrokken die dateren van vóór de regresvordering van de stichting. Dat de voorlichting op de website van de stichting voornamelijk ziet op het beperken van de restantschuld, kan daaraan niet afdoen.
2.3.2. Uit een door de stichting overgelegd taxatierapport van G.J.M. Mulders van 25 september 2009 blijkt dat de woning is getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde van € 147.000 en dat vergelijkbare woningen een verkoopwaarde van € 170.000 hebben. Het verschil in waarde wordt veroorzaakt door waterschade aan vloeren, plafonds en wanden, die deels zijn beschimmeld. [appellant] heeft dit taxatierapport niet weerlegd. Voorts heeft hij in hoger beroep niet gemotiveerd bestreden dat zowel dit achterstallig onderhoud, als het houden van een hennepkwekerij, dat ertoe heeft geleid dat gedurende enige tijd beslag op de woning is gelegd, tot gevolg hebben gehad dat de verkoopwaarde van de woning substantieel is afgenomen. Doordat de waarde van de woning door handelen of nalatigheid van [appellant] is afgenomen, heeft zij bij verkoop niet voldoende opgebracht om de lening zo veel als mogelijk terug te betalen. Gelet daarop heeft de rechtbank terecht overwogen dat de stichting zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant] niet zijn volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken.
Nu de stichting reeds op deze gronden tot het oordeel heeft kunnen komen dat [appellant] geen volledige medewerking heeft verleend om tot een zo goed mogelijke terugbetaling van de lening te geraken, kan thans in het midden blijven of de stichting zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheid dat [appellant] gedetineerd is geweest leidt tot het oordeel dat hij niet volledig heeft meegewerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2012