2. Overwegingen
2.1. Onder de minister wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.
2.2. In de enige grief klaagt de vreemdeling, samengevat weergegeven en voor zover thans van belang, dat de rechtbank, in het kader van de toetsing aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat de positie van alleenstaande vrouwen in Afghanistan precair is.
2.2.1. Volgens het asielbeleid voor Afghanistan, neergelegd in onderdeel C24/3.2.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000, zoals dat ten tijde van belang gold, wordt, voor zover thans van belang, een vrouw als alleenstaand aangemerkt indien zij ongehuwd is of de huwelijksband met de echtgenoot waarmee ze ten tijde van haar vertrek uit Afghanistan gehuwd was als verbroken kan worden beschouwd dan wel de band met het gezin waartoe ze behoorde ten tijde van haar vertrek uit Afghanistan als verbroken kan worden beschouwd. Onder gezin wordt enkel het ouderlijk gezin, de vader en moeder verstaan. De gezinsband met de vader is hierbij relevant. Dat betekent dat banden met andere mannelijke familieleden, bijvoorbeeld meerderjarige zoons, broers of ooms, hierbij niet worden meegewogen.
Om aan te tonen dat een vrouw alleenstaand is op grond van een verbroken gezinsband, dient in beginsel - indicatief - bewijs te worden overgelegd. Indien dit niet mogelijk is, dienen hierover aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen te worden afgelegd.
De gezinsband kan in elk geval als verbroken worden beschouwd indien sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
- betrokkene is duurzaam opgenomen in een ander gezin dan het ouderlijk
gezin;
- betrokkene is zelfstandig gaan wonen;
- betrokkene heeft een eigen gezin gevormd doordat zij gehuwd is of een
relatie is aangegaan.
Deze opsomming is niet limitatief.
2.2.2. De minister heeft zich in het besluit van 17 maart 2011,
voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat de vreemdeling niet wordt gevolgd in haar stelling dat zij alleenstaand is. Aan dit standpunt heeft de minister ten grondslag gelegd dat haar verklaringen over haar geheime relatie met een jongen, de uithuwelijking door haar vader aan een oudere man en de vlucht met de jongen niet geloofwaardig zijn.
De rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen dat de minister het relaas van de vreemdeling in redelijkheid ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Nu de vreemdeling deze overweging in hoger beroep niet heeft bestreden, moet deze thans als vaststaand worden aangenomen.
Hieruit vloeit voort dat niet geloofwaardig is dat de vreemdeling, vanwege de uithuwelijking en vlucht, geen deel meer uitmaakt van het gezin van haar vader. Gelet hierop kan het standpunt van de minister, dat de vreemdeling, gezien voormeld beleid, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alleenstaand is, de toetsing in rechte doorstaan. Gelet hierop behoeft het betoog van de vreemdeling, dat de rechtbank ten onrechte eraan is voorbijgegaan dat de positie van alleenstaande vrouwen in Afghanistan precair is, geen bespreking.
2.3. Voorts klaagt de vreemdeling in de grief, samengevat weergegeven en voor zover thans van belang, dat de rechtbank, ten onrechte heeft geoordeeld dat zij haar betoog dat zij vanwege haar zwangerschap in Afghanistan in een kwetsbare positie zal komen te verkeren op geen enkele wijze nader heeft geconcretiseerd. Aldus heeft de rechtbank, zo betoogt de vreemdeling, niet onderkend dat zij reeds in beroep heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Afghanistan, in het licht van de informatie in het algemeen ambtsbericht inzake Afghanistan van juli 2010, te vrezen heeft voor eerwraak van de zijde van haar familie. Daartoe heeft de vreemdeling in beroep erop gewezen dat zij eerst, nadat zij in 2010 in Nederland was aangekomen, zwanger is geraakt van een man die zij in Nederland heeft ontmoet. Ter zitting bij de Afdeling heeft de vreemdeling verklaard dat de man, van wie zij zwanger is geraakt de Nederlandse nationaliteit heeft en in het verleden als Afghaanse vluchteling hier te lande is toegelaten. Ter zitting bij de Afdeling is gebleken dat de zwangerschap tot de geboorte van een kind heeft geleid.
2.3.1. De Afdeling begrijpt het vorenstaande aldus dat de vreemdeling beoogt te betogen dat haar familie in Afghanistan de relatie met genoemde man alsmede de zwangerschap afkeurt.
2.3.2. In voormeld ambtsbericht is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld: