ECLI:NL:RVS:2012:BV9499

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101039/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot gedogen van inrichting onder voorwaarden in Oldenzaal

In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door een appellant uit Oldenzaal tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal. Het college had op 25 februari 2010 besloten om het in werking zijn van de inrichting van de vergunninghoudster op een specifiek perceel in Oldenzaal onder voorwaarden te gedogen. Dit besluit werd genomen naar aanleiding van een verzoek om handhavend optreden op basis van de Wet milieubeheer. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit op 7 december 2010 ongegrond. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden op 18 februari 2011 heeft aangevuld.

De zaak werd ter zitting behandeld op 20 februari 2012, waar de appellant werd vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp en het college door G.A. Maas. Ook de vergunninghoudster was aanwezig, vertegenwoordigd door G.J.G. van Zandbeek. Tijdens de zitting trok de appellant zijn beroep in voor zover dit betrekking had op de hoogte van de verbeurde dwangsommen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het besluit van 25 februari 2010 enkel betrekking had op het gedogen van overtredingen van de vergunning en dat verzoeken om handhaving van het bestemmingsplan niet aan de orde konden komen in deze procedure.

Vervolgens werd vastgesteld dat het besluit van 25 februari 2010 zijn betekenis had verloren door een wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) op 1 januari 2011. Hierdoor had de appellant geen belang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De Afdeling verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 21 maart 2012.

Uitspraak

201101039/1/A4.
Datum uitspraak: 21 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oldenzaal,
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft het college, voor zover hier van belang, verklaard het in werking zijn van de inrichting van [vergunninghoudster] op het perceel [locatie] te Oldenzaal, onder voorwaarden te gedogen.
Bij besluit van 7 december 2010, verzonden op 13 december 2010, heeft het college het door [appellant] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2011, beroep ingesteld. Bij brief van 18 februari 2011 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp en het college, vertegenwoordigd door G.A. Maas, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door G.J.G. van Zandbeek, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroep voor zover dat betrekking heeft op de vaststelling van de hoogte van de verbeurde dwangsommen ten aanzien van het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar ingetrokken.
2.2. Het besluit van 25 februari 2010 is genomen naar aanleiding van een op hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer gebaseerd verzoek van 9 juli 2009 om handhavend optreden met betrekking tot de voor de inrichting krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning. Blijkens de considerans van het besluit heeft het college bij de afweging om het in werking zijn van de inrichting te gedogen uitsluitend de overtredingen van deze vergunning betrokken. Het besluit heeft - anders dan [appellant] betoogt - dan ook alleen betrekking op het gedogen van overtredingen van deze vergunning.
Dit brengt mee dat voor zover het bezwaarschrift mede moet worden aangemerkt als een verzoek om handhaving van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, een dergelijk verzoek in het kader van deze procedure niet aan de orde kan komen.
2.3. Bij besluit van 15 november 2010 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim) met betrekking tot afvalgerelateerde activiteiten gewijzigd. Op 1 januari 2011 is deze wijziging in werking getreden.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 28 april 2011, in zaak nr. 201012132/5/M2 (aangehecht), vallen de activiteiten van de inrichting onder de werking van het Barim, zodat de voor de inrichting krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning is komen te vervallen.
2.3.1. Het voorgaande betekent dat aan het besluit van 25 februari 2010 geen betekenis meer toekomt. Hetzelfde geldt voor het bestreden besluit dat strekt tot handhaving van het besluit van 25 februari 2010. Niet is gebleken dat [appellant] nog belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.3.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2012
190-693.