ECLI:NL:RVS:2012:BV9360

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200553/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende vergunningverlening voor inrichting

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening dat is ingediend door [verzoeker] en anderen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst. Het college heeft op 29 november 2011 een vergunning verleend voor het veranderen van een inrichting aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 8 december 2011 ter inzage gelegd. De verzoekers hebben op 16 januari 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld op 27 januari 2012. Tevens hebben zij de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek op 1 maart 2012 ter zitting behandeld. De verzoekers waren vertegenwoordigd door [gemachtigden] en ir. A.K.M. van Hoof, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk en ing. R.W.A. te Plate. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het college heeft aangevoerd dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de benodigde bouwvergunning voor de nieuwe stal voor vleesvarkens nog niet is aangevraagd en er ook een ontheffing van het bestemmingsplan vereist is.

De voorzitter concludeert dat het geruime tijd zal duren voordat het bestreden besluit in werking kan treden, en dat er dus geen onverwijlde spoed is die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 7 maart 2012.

Uitspraak

201200553/2/A4.
Datum uitspraak: 7 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats], gemeente Bronckhorst,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college aan [vergunninghouder sub 1] en [vergunninghouder sub 2] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van de inrichting aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 8 december 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2012, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 januari 2012.
Bij eerstgenoemde brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 maart 2012, waar [verzoeker], [gemachtigden], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. IJsseldijk en ing. R.W.A. te Plate, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij de invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.3. Ter zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat geen spoedeisend belang aanwezig is.
2.3.1. De bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet onder meer op de bouw van een nieuwe stal voor vleesvarkens en een luchtwasser voor drie bestaande stallen. Voor deze bouwactiviteiten is een vergunning nodig.
2.3.2. Ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, treedt een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.3.3. Vaststaat dat de voor de bouw van de nieuwe vleesvarkensstal vereiste vergunning nog niet is aangevraagd en dat voor deze bouw tevens een ontheffing van het geldende bestemmingsplan is vereist. Derhalve is het aannemelijk dat het geruime tijd zal duren voordat het bestreden besluit in werking kan treden. Gelet hierop is er geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Dat reeds is begonnen met de bouw van de luchtwasser voor de bestaande stallen maakt dit niet anders.
2.4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012
462-720.