Voorts is in de toelichting op artikel 17, derde lid, van de Rva 2005, voor zover thans van belang, vermeld:
"Het orgaan dient zo mogelijk voor het plaatsvinden van de situatie waaruit voor de asielzoeker buitengewone kosten voortvloeien aan de betrokken bewoner toestemming te hebben geven voor het maken van deze kosten. Op deze wijze wordt voorkomen dat een asielzoeker kosten maakt waarvan naderhand blijkt dat zij niet voor betaling door het orgaan in aanmerking komen."
2.2. In de enige grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat artikel 17 van de Rva 2005 niet in de weg staat aan het stellen van voorwaarden ten aanzien van de in te schakelen deskundige, die pas achteraf gecontroleerd worden. Daartoe voert het COa aan, onder verwijzing naar artikel 17, derde lid, van de Rva 2005, dat het zich vooraf ervan dient te vergewissen dat de voorgenomen contra expertise redelijkerwijs kan bijdragen aan de beoordeling van de door de vreemdeling ingediende aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2010 in zaak nr. 200904984/1/V1 (www.raadvanstate.nl), is het COa vooraf bij de vreemdeling gaan informeren naar de expertise van de opsteller van de contra-expertise om de noodzakelijkheid van de kosten te kunnen beoordelen, aldus het COa. Een toets achteraf zou volgens het COa zowel voor hem als de vreemdeling financiële risico's meebrengen.
2.2.1. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2010 in zaak nr. 200903085/1/V1 (www.raadvanstate.nl) volgt dat de enkele omstandigheid dat de identiteit van de opsteller van de contra expertise vooralsnog niet uit de contra expertise blijkt, niet als vanzelf meebrengt dat die opsteller niet kan worden beschouwd als onafhankelijk en deskundig. Waar het op aankomt is of controleerbaar is door wie en onder welke omstandigheden het onderzoek is verricht. Voorts volgt daaruit dat de aan die opsteller te stellen kwaliteitseisen vergen dat het een academisch opgeleide linguïst betreft met actuele kennis van de taal waarover hij/zij rapporteert, zijn/haar deskundigheid en onafhankelijkheid controleerbaar zijn, zijn/haar identiteit daartoe bij De Taalstudio bekend is en dat De Taalstudio bereid is desgevraagd het COa dan wel de rechter, desnoods onder geheimhouding, de identiteit van de opsteller mede te delen. Gelet hierop en nu artikel 17, derde lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, van de Rva 2005 meebrengt dat het COa zich vooraf ervan dient te vergewissen dat de kosten voor het opstellen van de contra expertise noodzakelijke kosten als bedoeld in het tweede lid van dat artikel zijn, kan de eis van het COa dat De Taalstudio vooraf inzichtelijk maakt wie op welke wijze de contra-expertise zal verrichten niet als onredelijk en onvoldoende gemotiveerd worden aangemerkt. Aldus kan door het COa vooraf worden geverifieerd of de opsteller van de contra-expertise, van wie de identiteit dan desgevraagd in beginsel aan het COa dient te worden bekendgemaakt, werkelijk onafhankelijk en deskundig is. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
De klacht is terecht voorgedragen, maar leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Reeds omdat het COa De Taalstudio niet heeft verzocht om de identiteit van de opsteller van de contra-expertise bekend te maken, kan aan het ontbreken van de identiteitsgegevens van de opsteller daarvan niet de conclusie worden verbonden dat de door hem/haar te vervaardigen contra-expertise niet als onafhankelijk en deskundig kan worden aangemerkt. Gelet hierop heeft het COa zich in het besluit niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de kosten voor het opstellen van een contra expertise geen noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 zijn, zodat dit besluit in zoverre onvoldoende is gemotiveerd.
De grief faalt.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.4. Het COa dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.