ECLI:NL:RVS:2012:BV8795

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105388/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bouverijen-Woonakker en de herziening van de bestemming Woongebied

Op 14 maart 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker, partiële herziening Bouverijen". Dit bestemmingsplan werd op 17 maart 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Breda. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Teteringen, beroep ingesteld bij de Raad van State op 11 mei 2011. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 27 februari 2012, waar de appellant en de raad, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele, aanwezig waren.

De appellant richtte zijn beroep tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Woongebied" en de aanduiding "Archeologisch waardevol gebied" ter plaatse van de bestaande speeltuin aan de Lammertiend te Teteringen. Hij voerde aan dat de speeltuin behouden moest blijven vanwege de aanwezige volgroeide bomen en de functie als natuurlijke verbinding tussen de oude en nieuwe wijk. De raad had echter besloten om in de herziening geen wijzigingen aan te brengen in de uitgangspunten van de inrichting van het plangebied, wat de appellant als ondeugdelijk en onvoldoende gemotiveerd beschouwde.

De Afdeling oordeelde dat de raad zich op het standpunt had kunnen stellen dat de herziening van het bestemmingsplan voornamelijk was ingegeven door de economische crisis, die de realisatie van de bebouwing vertraagde. De raad had ervoor gekozen om alleen wijzigingen aan te brengen met betrekking tot de bouwmogelijkheden binnen de bestemming "Woongebied". De Afdeling concludeerde dat de raad voldoende gemotiveerd had waarom de herziening beperkt bleef tot deze aspecten en dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de raad niet in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201105388/1/R3.
Datum uitspraak: 14 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Teteringen, gemeente Breda,
en
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft raad het bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker, partiële herziening Bouverijen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Naar aanleiding van de economische crisis beoogt de herziening van het bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker" de mogelijkheden te vergroten om dorps, flexibel en in fases te kunnen bouwen.
2.2. [appellant] richt zijn beroep tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Woongebied" en met de aanduiding "Archeologisch waardevol gebied" ter plaatse van de bestaande speeltuin aan de Lammertiend te Teteringen (hierna: het plandeel). Hiertoe voert hij, onder verwijzing naar zijn zienswijze, onder meer aan dat de bestaande speeltuin behouden dient te blijven, nu ter plaatse enkele tientallen volgroeide bomen staan. Verder voert hij aan dat de speeltuin als een natuurlijke verbinding dient tussen de oude en de nieuwe wijk en dat het behoud, met het oog op de economische crisis, juist kostenbesparing met zich brengt ten opzichte van woningbouw. De keuze van de raad om in de herziening desondanks geen wijzigingen aan te brengen in de uitgangspunten van de inrichting van het plangebied is ondeugdelijk en onvoldoende gemotiveerd in de beoordeling zienswijzen, aldus [appellant].
2.2.1. De Afdeling stelt vast dat aan het plandeel in het voorheen geldende bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker", evenals in het voorliggende plan, de bestemming "Woongebied" met de aanduiding "Archeologisch waardevol gebied" is toegekend en dat de planvoorschriften behorende bij dat bestemmingsplan, voor zover hier van belang, van toepassing zijn. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de herziening voornamelijk is ingegeven door de omstandigheid dat de realisatie van de bebouwing vertraagd wordt door de ontstane economische crisis. Om meer flexibiliteit te kunnen bieden heeft de raad vooralsnog ervoor gekozen om in de voorliggende partiële herziening alleen wijzigingen met betrekking tot de bouwmogelijkheden binnen de bestemming "Woongebied" aan te brengen, zodat andere onderwerpen vooralsnog ongewijzigd blijven. Gegeven de aan de raad toekomende beleidsvrijheid bij de keuze welke onderdelen van een bestemmingsplan voor herziening in aanmerking komen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad geen deugdelijke motivering heeft gegeven om deze herziening te beperken tot een actualisatie van de bouwmogelijkheden binnen de bestemming "Woongebied".
2.2.2. Voor zover [appellant] betoogt dat de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting nader heeft toegelicht dat de groenstructuur, als onderdeel van de stedenbouwkundige structuur, ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker" aan de orde is gekomen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de keuze van de raad om in het kader van een partiële herziening de reeds eerder gekozen groenstructuur niet aan te passen, een nadere motivering behoeft en dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Het betoog faalt.
2.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012
288-709.