ECLI:NL:RVS:2012:BV8742

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201200499/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.W. Wijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Schiphol

Op 6 maart 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen [verzoeker] en de raad van de gemeente Haarlemmermeer. Het verzoek volgde op de vaststelling van het bestemmingsplan 'Schiphol' door de raad op 24 november 2011. [Verzoeker] heeft op 24 januari 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 16 februari 2012 is het verzoek behandeld, waarbij [verzoeker] in persoon aanwezig was en de raad vertegenwoordigd werd door [gemachtigde] en mr. H. Grootveld-Teune.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. [Verzoeker] heeft aangegeven een bedrijf in parkeerfaciliteiten te willen oprichten en stelde dat de bestemmingen 'Bedrijventerrein - Luchthaven 1' en 'Bedrijventerrein - Luchthaven 2' ten onrechte parkeerfaciliteiten uitsluiten. De voorzitter heeft echter vastgesteld dat [verzoeker] geen zakelijk gerechtigde is van het pand in het plangebied en dat hij geen feiten heeft aangedragen die zijn belang bij het besluit onderbouwen. Hierdoor bestond er gerede twijfel of hij als belanghebbende kon worden aangemerkt.

Gelet op deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 maart 2012.

Uitspraak

201200499/2/R1.
Datum uitspraak: 6 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Schiphol" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2012, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 februari 2012, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. H. Grootveld-Teune, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] heeft naar voren gebracht dat hij een bedrijf in het aanbieden van parkeerfaciliteiten wil oprichten, waartoe hij recent via een makelaar een pand in het plangebied heeft aangeboden gekregen. Bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan zijn bij de volgens [verzoeker] voor dit pand geldende bestemmingen "Bedrijventerrein - Luchthaven 1" en "Bedrijventerrein - Luchthaven 2" parkeerfaciliteiten ten behoeve van het parkeren van auto's van passagiers van de luchthaven Schiphol ten onrechte uitgesloten.
2.3. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4. Nu [verzoeker] geen zakelijk gerechtigde is van het niet nader omschreven pand en hij verder geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat hij een objectief en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt, is de voorzitter van oordeel dat gerede twijfel bestaat of hij als belanghebbende bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt en of hij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, beroep kon instellen. De verwachting is dat het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de bodemprocedure.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2012
444.