ECLI:NL:RVS:2012:BV8616
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- A.B.M. Hent
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Terugnameverzoek vreemdeling door België in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, waarin het beroep van de vreemdeling gegrond werd verklaard. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die was afgewezen op grond van de Dublinverordening, waarbij België verantwoordelijk werd gesteld voor de behandeling van haar asielverzoek. De minister had in zijn besluit van 28 augustus 2009 de aanvraag afgewezen, en dit besluit werd later door de rechtbank vernietigd omdat de minister niet had aangetoond dat de Belgische autoriteiten de vreemdeling daadwerkelijk zouden terugnemen.
De Raad van State oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat België op 12 januari 2010 heeft ingestemd met de terugname van de vreemdeling. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de minister niet had vergewist of de vreemdeling in België zou worden teruggenomen. De Raad stelt vast dat de Belgische autoriteiten verplicht zijn om het asielverzoek van de vreemdeling volledig te behandelen, en dat de vreemdeling, nu zij toegang kan krijgen tot België, niet voldoet aan de voorwaarden voor verblijf in Nederland zoals genoemd in de Vreemdelingencirculaire 2000.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing is genomen in het openbaar op 6 maart 2012, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak hebben vastgesteld.