ECLI:NL:RVS:2012:BV8086

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105294/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Restgebied Willem van Oranjelaan, Bladel en Pluto 2 t/m 18 te Hapert

Op 17 maart 2011 heeft de raad van de gemeente Bladel het bestemmingsplan "Restgebied Willem van Oranjelaan, Bladel en Pluto 2 t/m 18 te Hapert" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Bladel, op 9 mei 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn later aangevuld op 16 mei 2011. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellant heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 27 februari 2012, waar de appellant en de raad, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum, aanwezig waren.

De raad betoogde dat het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege het ontbreken van belang bij de vaststelling van het plan. De raad stelde dat de appellant zich enkel richtte tegen de wijze van verkoop van de gronden in het plangebied en dat zijn perceel niet direct aan deze gronden grenst. De Afdeling overwoog echter dat de appellant in de nabijheid van het plangebied woont en zicht heeft op de gronden, waardoor zijn belang bij het besluit relevant is.

De appellant voerde aan dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om gronden in het plangebied aan te kopen, wat volgens hem leidt tot rechtsongelijkheid. De Afdeling oordeelde dat de wijze van aan- en verkoop van de gronden niet ter beoordeling stond in deze procedure, aangezien het bestemmingsplan niet de eigendomsverhoudingen regelt, maar het gebruik en de bebouwing op de gronden.

De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201105294/1/R3.
Datum uitspraak: 7 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bladel,
en
de raad van de gemeente Bladel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Restgebied Willem van Oranjelaan, Bladel en Pluto 2 t/m 18 te Hapert" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 mei 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De raad betoogt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het ontbreken van een belang bij de vaststelling van het plan. In dit verband voert de raad aan dat [appellant] zich uitsluitend richt tegen de wijze van verkoop van de gronden gelegen binnen het plangebied aan de Willem van Oranjelaan en dat het perceel waar [appellant] woonachtig is niet direct grenst aan deze gronden.
2.1.1. Het plangebied, voor zover hier van belang, is gelegen aan de Willem van Oranjelaan en betreft een stukje voormalig openbaar groen tussen het perceel [locatie a] en de ten noorden hiervan gelegen garageboxen.
2.1.2. Voor zover de raad betoogt dat [appellant] geen belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft bij de vaststelling van het plan, overweegt de Afdeling dat [appellant] in de onmiddellijke nabijheid van de gronden in het plangebied aan de [locatie b] woonachtig is en hij vanuit zijn woning zicht heeft op het plangebied. Gelet op deze omstandigheden is het belang van [appellant] rechtstreeks bij het besluit tot vaststelling van het plan betrokken en faalt het betoog van de raad in zoverre.
2.2. [appellant] betoogt dat hij door het gemeentebestuur, nu hij geen eigenaar van de woning aan de [locatie b] is, ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld de desbetreffende gronden in het plangebied aan de Willem van Oranjelaan aan te kopen. Nu hem niet de gelegenheid is geboden om gronden aan te kopen en anderen wel, is volgens hem sprake van rechtsongelijkheid. Door de vaststelling van het plan wordt hem de mogelijkheid tot aankoop van deze gronden ontnomen, aldus [appellant]. Voorts voert [appellant] aan dat de weergave van de perceelsgrenzen op de tekeningen van de gemeente een verwarde indruk maken.
2.2.1. Voor zover [appellant] in beroep de handelwijze van de gemeente bij het ter verkoop aanbieden van de in het plangebied gelegen gronden aan de orde stelt, overweegt de Afdeling dat in de voorliggende procedure de wijze van aan- en verkoop van de desbetreffende gronden, wat daar verder ook van zij, niet ter beoordeling kan staan. In deze procedure ligt immers het bestemmingsplan ter beoordeling voor en een bestemmingsplan regelt niet de eigendomsverhoudingen in het plangebied. Het bestemmingsplan regelt welk gebruik en welke bebouwing zijn toegestaan op de gronden in het plangebied. Voor zover het beroep betrekking heeft op de weergave van de perceelsgrenzen op de tekeningen van de gemeente, overweegt de Afdeling dat reeds nu die tekeningen geen deel uitmaken van het bestemmingsplan, dit aspect evenmin ter beoordeling voorligt. Het betoog faalt.
2.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012
288-709.