201106657/1/A2.
Datum uitspraak: 7 maart 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging voor natuurbehoud & milieubeheer in Midden- en Noord-Oost-Brabant 'Het Groene Hart', gevestigd te Boxtel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 mei 2011 in zaak nr. 09/5294 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Bij besluit van 28 november 2008 heeft het algemeen bestuur van het waterschap Aa en Maas (hierna: het algemeen bestuur) het inrichtingsplan 'Meander kasteel Heeswijk - fase 2 van de herinrichting Dynamisch Beekdal' (hierna: het inrichtingsplan) vastgesteld.
Bij besluit van 22 september 2009 heeft het college het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 14 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het algemeen bestuur heeft een reactie ingediend.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2012, waar de vereniging, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], het college, vertegenwoordigd door mr. R.R.J.W. van Goethem, werkzaam bij de provincie, en het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. E. van Breugel-van Tienhoven, B. Pastor en G. Horst, allen werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
2.1. Het inrichtingsplan betreft de tweede fase van het project Dynamisch Beekdal, dat ziet op de gedeeltelijke herinrichting van het stroomgebied van de beek de Aa tussen Heeswijk-Dinther en 's-Hertogenbosch. Met dit project wordt beoogd hoge waterstanden in het beekdal van de Aa ten gevolge van klimaatverandering en van de Maaswerken te voorkomen, alsmede natuur te ontwikkelen. Het inrichtingsplan heeft betrekking op een gebied (hierna: het plangebied) dat ligt tussen de gekanaliseerde Aa, de Gouverneursweg en de Leijgraaf, rondom kasteel Heeswijk. In het kader van de herinrichting van het plangebied wordt, blijkens paragraaf 4.7 van het inrichtingsplan, de oude meander bij kasteel Heeswijk op het watersysteem van de Aa aangekoppeld, worden natuurlijke stuwende voorzieningen in de oude meander aangebracht, wordt de wateraanvoer verbeterd en worden flauwe taluds en plasdraszones gegraven. Voorts worden de bovenste 30 centimeter voedselrijke grond op bepaalde delen verwijderd, een aantal poelen aangelegd, de brug nabij Looz Corswarem vervangen, een recreatiepad ten behoeve van het gebruik door rolstoelgebruikers verbreed en een bluswatervoorziening geïntegreerd. Ook wordt een tijdelijke bypass voor vismigratie aangelegd en wordt een beekverbetering gerealiseerd voor de oude meander over een lengte van circa 1,8 kilometer.
2.2. Samengevat betoogt de vereniging dat de rechtbank heeft miskend dat de ontgrondingen en afgravingen van dalgronden en beekprofielen, zoals door het waterschap in het inrichtingsplan opgenomen, onherstelbare schade aanrichten aan de aanwezige aardkundige waarden en de daarmee verbonden landschappelijke en cultuurhistorische waarden, terwijl deze ingrepen volgens het Streekplan Noord-Brabant 2002 'Brabant in Balans' slechts zijn toegestaan als deze geen onherstelbare schade aanrichten.
2.3. Gebleken is dat de in geding zijnde werkzaamheden inmiddels zijn uitgevoerd. Gelet daarop ziet de Afdeling zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of de vereniging nog belang heeft bij het hoger beroep, dat behoud van de aardkundige waarden in het plangebied tot doel heeft. De vereniging heeft ter zitting erkend dat het gebied niet meer in de oorspronkelijke staat kan worden hersteld, omdat de bodemstructuur en de volgens haar daarin gelegen cultuurhistorische waarden door de ingrepen verloren zijn gegaan, zodat zij dit doel niet meer kan bereiken. In de daarover aangevoerde gronden is dan ook geen belang meer gelegen voor de vereniging.
Ter zitting heeft de vereniging nog te kennen gegeven een principiële uitspraak te wensen over het provinciale ruimtelijke beleid, opdat in de toekomst vernietiging van aardkundige waarden bij soortgelijke plannen in andere delen van het Aadal kan worden voorkomen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 16 juni 2010 in zaak nr.
200903188/1/H3), levert het enkele feit dat een partij een principiële uitspraak wenst, geen rechtens te respecteren belang op. Indien zich bij andere inrichtingsplannen daadwerkelijk soortgelijke vragen voordoen, kunnen die aan de orde worden gesteld in procedures tegen de desbetreffende besluiten, die alsdan aan de hand van de toepasselijke wetgeving en beleidsregels op hun eigen merites moeten worden beoordeeld.
Nu van enig ander belang bij het hoger beroep op grond van hetgeen de vereniging heeft aangevoerd niet is gebleken, moet worden geoordeeld dat zij geen belang meer heeft bij de beoordeling ervan.
2.4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van Dijk w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012