ECLI:NL:RVS:2012:BV7277

Raad van State

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103003/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • R. van der Spoel
  • C.J.M. Schuyt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbenden in een bouwvergunningzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin hun beroep tegen de besluiten van de raad van de gemeente Leiderdorp en het college van burgemeester en wethouders niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de belangen van [appellant A] en [appellant B] niet rechtstreeks bij de bestreden besluiten waren betrokken, zoals vereist door artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zaak betreft een projectbesluit voor de bouw van een nieuw gemeentehuis in Leiderdorp, dat in strijd is met het bestemmingsplan "Centrum". De raad had op 25 januari 2010 het projectbesluit vastgesteld en het college had op 2 februari 2010 een bouwvergunning verleend voor de eerste fase van de bouw.

De appellanten betogen dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt, ondanks de beperkte zichtbaarheid van het bouwplan vanuit hun woningen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat om als belanghebbende te worden aangemerkt, een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang moet hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. De rechtbank had geoordeeld dat de afstand van 230 á 240 meter tussen de woningen van de appellanten en het bouwplan, samen met de tussenliggende bebouwing en bomen, hun belang onvoldoende specifiek en onderscheidend maakte.

De Raad van State bevestigt het oordeel van de rechtbank en oordeelt dat de appellanten niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De omstandigheid dat zij zich zorgen maken over de natuurbelangen en de gevolgen van de bouw, maakt niet dat zij een persoonlijk belang hebben dat hen onderscheidt van andere omwonenden. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201103003/1/A1.
Datum uitspraak: 29 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Leiderdorp,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 januari 2011 in zaak nr. 10/1798 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
1. de raad van de gemeente Leiderdorp
2. het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2010 heeft de raad het projectbesluit Nieuw Gemeentehuis Leiderdorp vastgesteld.
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een gemeentehuis en een loods op het perceel Willem Alexanderlaan te Leiderdorp.
Bij mondelinge uitspraak van 14 januari 2011, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 2 februari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] tegen voormelde besluiten ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2011, waar [appellant B], in persoon, en de raad en het college, vertegenwoordigd door J. Borst, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een gemeentehuis, deels met een hoogte van ongeveer 8,5 m en deels met een hoogte van ongeveer 11 m. Op het hoogste gedeelte zullen twee windturbines worden geplaatst met een hoogte van ongeveer 6 m. Het bouwplan voorziet daarnaast in het oprichten van een loods.
Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Centrum" de bestemming "Agrarisch". Het bouwplan is hiermee in strijd. Om het mogelijk te maken heeft de raad een projectbesluit genomen. Vervolgens heeft het college bouwvergunning eerste fase verleend.
2.3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hun belangen niet rechtstreeks bij de in beroep bestreden besluiten zijn betrokken, als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb. Zij voeren, samengevat weergegeven, daartoe aan dat, ondanks dat sprake is van een beperkte mate van zicht op het bouwplan, zij toch als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.
2.3.1. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.3.2. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant A] en [appellant B], gezien de afstand van 230 á 240 m tussen hun woning en het bouwplan en de tussenliggende bebouwing en bomen slechts in beperkte mate zicht hebben, hetgeen door [appellant A] en [appellant B] in hoger beroep niet is bestreden. Volgens de rechtbank verschilt de positie van [appellant A] en [appellant B] daarin niet van die van anderen in hun woonwijk. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee hun belang onvoldoende specifiek en onderscheidend en kan niet worden gesproken van een persoonlijk van anderen te onderscheiden belang.
Anders dan [appellant A] en [appellant B] betogen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zij desondanks als belanghebbende moeten worden aangemerkt. De Afdeling overweegt daartoe als volgt.
2.3.3. De omstandigheid dat [appellant B] beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 17 mei 2009 van de minister van Verkeer en Waterstaat, waarbij op grond van artikel 15, eerste lid, van de Tracéwet, het Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2009, gedeelte Leiderdorp-Leiden is vastgesteld, voor zover het, voor zover thans van belang, de natuurcompenserende maatregelen betreft en als belanghebbende bij dat besluit werd aangemerkt, laat onverlet dat [appellant A] en [appellant B] een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang dienen te hebben bij de thans aan de orde zijnde besluiten van 25 januari 2010 en 2 februari 2010 dat hen in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door die besluiten. De enkele omstandigheid dat zij zich de natuurbelangen aantrekken, die zich volgens hen tegen bebouwing verzetten, maakt niet dat zij een persoonlijk belang als hiervoor in 2.3.1 omschreven hebben.
2.3.4. Dat het projectbesluit, zoals [appellant A] en [appellant B] betogen, regels bevat die naar zij stellen andere bouwwerken, naast het gemeentehuis, mogelijk maken, leidt niet tot een ander oordeel. Het projectbesluit is, gelet op artikel 46, zesde lid, van de Woningwet (oud), thans slechts aan de orde voor zover dat ziet op het bouwplan. Nu [appellant A] en [appellant B] ten aanzien van de verleende bouwvergunning niet als belanghebbende in de zin van de Awb zijn aan te merken, zijn zij dat evenmin ten aanzien van het daarop betrekking hebbende gedeelte van het projectbesluit.
2.3.5. Tot slot maakt de door [appellant A] en [appellant B] aangevoerde omstandigheid dat toepassing van het zichtcriterium ertoe leidt dat geen van de omwonenden belanghebbende zou zijn, wat daar ook van zij, niet dat zij reeds daarom als belanghebbende zouden moeten worden aangemerkt.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2012
473.