ECLI:NL:RVS:2012:BV6521

Raad van State

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103571/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing tegemoetkoming faunafonds voor schade door ganzen aan sperziebonen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant sub 2] tegen een besluit van het faunafonds, dat op 15 april 2009 een verzoek om tegemoetkoming in schade door ganzen aan een perceel sperziebonen heeft afgewezen. Het faunafonds had eerder, op 28 april 2010, het bezwaar van [appellant sub 2] gedeeltelijk gegrond verklaard en de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 4.722,50. De rechtbank Arnhem heeft op 15 februari 2011 het beroep van [appellant sub 2] gegrond verklaard en het besluit van het faunafonds vernietigd, waarna beide partijen hoger beroep hebben ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 december 2011 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het faunafonds niet voldoende had gemotiveerd waarom het niet afweek van de door de taxateur Van der Meulen vastgestelde schadepercentages. De Afdeling heeft vastgesteld dat de taxatie van DLV, die later is uitgevoerd, niet in overeenstemming was met de richtlijnen van het faunafonds en dat het faunafonds niet had aangetoond dat de schade op het perceel van [appellant sub 2] niet was toegenomen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat er wel degelijk sprake was van contractteelt, omdat [appellant sub 2] voorafgaand aan de teelt een prijs per kilo sperziebonen had overeengekomen met zijn afnemer. De hoger beroepen van zowel het faunafonds als [appellant sub 2] zijn gegrond verklaard. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van de gronden. Het faunafonds moet een nieuw besluit op bezwaar nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Afdeling.

Uitspraak

201103571/1/A3.
Datum uitspraak: 22 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het bestuur van het faunafonds (hierna: het faunafonds),
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 februari 2011 in
zaak nrs. 10/1369 en 10/1679 in het geding tussen:
[appellant sub 2]
en
het faunafonds.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2009 heeft het faunafonds een verzoek van [appellant sub 2] om een tegemoetkoming in de door ganzen aan een perceel sperziebonen veroorzaakte schade afgewezen.
Bij besluit van 28 april 2010 heeft het faunafonds het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 4.722,50.
Bij uitspraak van 15 februari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2010 vernietigd en het faunafonds opgedragen om met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen, een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het faunafonds bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Het faunafonds heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 13 april 2011. [appellant sub 2] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 26 april 2011.
Bij besluit van 26 april 2011 heeft het faunafonds, opnieuw beslissend op het door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 april 2009, het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 4.722,50.
Het faunafonds en [appellant sub 2] hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een reactie op het besluit van 26 april 2011 ingediend.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2011, waar het faunafonds, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Daniels en H.G. Engberink, beiden werkzaam bij het faunafonds, en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem, en [partij a], werkzaam bij [belanghebbende a] te [plaats], zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting A.A. van der Meulen, werkzaam bij Taxatiebureau Agro Overheul B.V. te Dronten, en [partij b], werkzaam bij [belanghebbende b] te [plaats], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet is er een faunafonds, dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding faunafonds (zoals gepubliceerd in Stcrt. 2002, 69 en laatstelijk gewijzigd op 4 juni 2009, hierna: de Regeling) kan het faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw, de bosbouw of de visserij aangerichte schade met inachtneming van het hierna bepaalde.
Volgens artikel 5, eerste lid, wordt de hoogte van de door één of meer beschermde diersoorten aangerichte schade, zodra daaromtrent een definitief oordeel kan worden gegeven, door een aangewezen taxateur getaxeerd.
Volgens het tweede lid zal de aanvrager het gewas, de teelt, of de producten, waarop het verzoek voor een tegemoetkoming betrekking heeft, niet eerder oogsten dan wel verkopen of anderszins van zijn bedrijf afvoeren, dan nadat de schade door een taxateur definitief is vastgesteld.
Volgens het derde lid, eerste volzin, stelt de taxateur, met inachtneming van de door het faunafonds vastgestelde taxatierichtlijnen, van zijn bevindingen een rapport samen en ondertekent dat.
Volgens artikel 6, eerste lid, kan het bestuur uitsluitend voor schade veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b, van de wet, welke door vraat, betreden, verontreiniging, graven, wroeten en vegen aan bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of bedrijfsmatige visserij is veroorzaakt, een tegemoetkoming verlenen.
2.2. Nadat [appellant sub 2] op 8 september 2008 op een perceel van 9,5 hectare te Afferden schade aan het door hem geteelde gewas sperziebonen had geconstateerd, heeft hij op dezelfde dag het faunafonds verzocht om een tegemoetkoming in de schade. Op verzoek van het faunafonds is de schade op 27 september 2008 getaxeerd door A.A. van der Meulen. De resultaten zijn neergelegd in het taxatierapport van 27 september 2008 waarbij is geconstateerd dat de schade voor 95% is veroorzaakt door grauwe ganzen en voor 5% door boerenganzen. Het totale schadebedrag is vastgesteld op € 4.504,50. Daarbij is uitgegaan van een geschatte gemiddelde opbrengst zonder faunaschade in geval van nateelt van 9000 kilogram per hectare tegen een prijs van € 0,13 per kilogram en een beschadiging van 7 hectare van de totale 9,5 hectare. Van deze 7 hectare is 2 hectare met 80% faunaschade, 2 hectare met 60% faunaschade en 3 hectare met 35% faunaschade. Op verzoek van [appellant sub 2] hebben ingenieurs J. Steenbakkers en G.J. van Roessel van DLV plant gewastaxaties (hierna: DLV) te Boxtel een taxatie verricht. Van Roessel heeft het perceel op 29 september 2008 en 1 oktober 2008 bezocht en beoordeeld. De resultaten zijn neergelegd in het taxatierapport van 9 oktober 2008 waarbij is geconstateerd dat zich op 1 oktober 2008 honderden ganzen op het perceel bevonden. Verder heeft van de 9,5 hectare ongeveer 8 hectare duidelijke vraatschade opgelopen door ganzen. De overige 1,5 hectare is oogstbaar geacht, maar zal 30% extra tarra opleveren. De potentiële opbrengst is geschat op 12.000 kilogram per hectare. In dit taxatierapport is voorts gesteld dat [appellant sub 2] een contract heeft afgesloten met afnemer [belanghebbende b], zodat is uitgegaan van een contractprijs van € 0,198 per kilogram. De totale schade is vastgesteld op € 17.677,00. Naar aanleiding van het taxatierapport van DLV heeft Van der Meulen desgevraagd zijn taxatie in zoverre heroverwogen dat niet langer de oogstkosten in mindering werden gebracht op de schade, aangezien deze voor rekening van de afnemer zijn. In de oorspronkelijke taxatie was dit per abuis wel in mindering gebracht op de schade. Het totale schadebedrag is door Van der Meulen vastgesteld op € 4.972,50.
2.3. Bij de berekening van de schade gaat het faunafonds in beginsel uit van de zogenoemde KWIN-cijfers die een voortschrijdend meerjarig gemiddelde van de opbrengsten en prijzen van een gewas geven. Het faunafonds kan aanleiding zien om van dit uitgangspunt af te wijken, indien de grondgebruiker ten tijde van de taxatie een contract overlegt waaruit een vooraf vastgestelde prijs blijkt. Naar het oordeel van het faunafonds blijkt uit de door [appellant sub 2] overgelegde contracten evenwel geen gegarandeerde prijs, omdat de prijs afhankelijk is gesteld van een aantal voorwaarden en de kwaliteit van de levering. Het faunafonds acht het daarom niet zeker dat [appellant sub 2], indien hij geen faunaschade zou hebben geleden, aan de in het contract neergelegde voorwaarden zou hebben voldaan en aanspraak zou hebben kunnen maken op een hogere vergoeding. Verder is het volgens het faunafonds niet mogelijk om de contracten te herleiden naar de schadepercelen.
2.4. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar van 28 april 2010 vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Volgens de rechtbank heeft het faunafonds niet gemotiveerd waarom het niet afwijkt van de door Van der Meulen vastgestelde schadepercentages, nu deze zelf heeft opgemerkt dat deze mogelijk bijgesteld moeten worden naar aanleiding van de taxatie door DLV. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat volgens de taxatierichtlijnen van het faunafonds de taxatie zo dicht mogelijk bij het moment van oogsten dient te geschieden. Voorts is naar haar oordeel geen sprake van contractteelt, zodat het faunafonds in redelijkheid van de KWIN-cijfers heeft mogen uitgaan.
Het hoger beroep van het faunafonds
2.5. Het faunafonds betoogt dat de overweging van de rechtbank dat volgens de taxatierichtlijnen van het faunafonds de taxatie zo dicht mogelijk bij het moment van oogsten dient te geschieden, ten onrechte lijkt te impliceren dat de schade op het perceel van [appellant sub 2] het meest nauwkeurig is vastgesteld door DLV. Hoewel de taxatie van DLV dichter bij het moment van oogsten ligt, kan deze volgens het faunafonds niet worden gehanteerd bij het vaststellen van de schade. Daartoe voert het faunafonds aan dat de rechtbank heeft miskend dat de taxatie van DLV op 1 oktober 2008 betrekking heeft op een andere veldsituatie dan de taxatie die op verzoek van het faunafonds op 27 september 2008 heeft plaatsgevonden. Uit het taxatierapport van DLV van 9 oktober 2008 blijkt dat op 1 oktober 2008 honderden ganzen aanwezig waren op het perceel. Aldus acht het faunafonds zeer aannemelijk dat de schade op het perceel is toegenomen ten opzichte van de situatie die op 27 september 2008 is getaxeerd. Verder voert het faunafonds aan dat het ten onrechte niet in kennis is gesteld van de uitgestelde oogstdatum. Nu de taxatie van DLV betrekking had op een andere veldsituatie, had [appellant sub 2] het faunafonds, gelet op artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels, in de gelegenheid moeten stellen zelf een oordeel te vormen over de schade op dat moment. Voorts behoeven taxateurs die niet door het faunafonds zijn ingeschakeld niet te verklaren dat zij volgens de richtlijnen van het faunafonds taxeren. Zo blijkt uit het taxatierapport van DLV niet welke ganzensoort welke schade heeft aangericht alsmede of de schade niet door andere factoren dan door beschermde inheemse diersoorten is veroorzaakt. Gelet op het voorgaande dient te worden uitgegaan van de veldsituatie op 27 september 2008, zodat een mogelijke toename van de schade als gevolg van eigen handelen voor rekening en risico dient te komen van [appellant sub 2], aldus het faunafonds.
2.5.1. Vooraf dient te worden opgemerkt dat de deskundigheid van zowel taxateur Van der Meulen als van de taxateurs van DLV niet in geding is. Voor zover het faunafonds stelt dat het ten onrechte niet in kennis is gesteld van de uitgestelde oogstdatum, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] ter zitting van de Afdeling desgevraagd heeft verklaard dat de oogst zoals gepland op 29 september 2008 heeft plaatsgevonden, zodat de stelling van het faunafonds feitelijk onjuist is. Van der Meulen heeft in het taxatierapport van 27 september 2008 geconstateerd dat op deze datum van de 9,5 hectare in totaal 7 hectare was beschadigd. In het taxatierapport van 9 oktober 2008 heeft DLV geconstateerd dat op 1 oktober 2008 honderden ganzen op het betreffende perceel aanwezig waren en de totale 9,5 hectare schade had opgelopen. Aldus bestaat tussen beide taxatierapporten wat betreft de omvang van de schade een verschil van 2,5 hectare. Naar het oordeel van de Afdeling had het op de weg van Van der Meulen gelegen om de taxatie in overeenstemming met de taxatierichtlijnen van het faunafonds zo dicht mogelijk bij het moment van oogsten te verrichten. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat Van der Meulen ter zitting van de Afdeling desgevraagd heeft verklaard dat het voor hem niet onmogelijk was om op 29 september 2008 een taxatie op het betreffende perceel te verrichten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het besluit op bezwaar in zoverre in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, nu het faunafonds niet heeft gemotiveerd waarom het niet afwijkt van de door Van der Meulen vastgestelde schadepercentages. Hierbij is van belang dat Van der Meulen zelf heeft opgemerkt dat de door hem vastgestelde schadepercentages mogelijk bijgesteld dienen te worden naar aanleiding van de bevindingen in het later door DLV uitgebrachte taxatierapport.
Wat betreft het door DLV uitgebrachte taxatierapport, overweegt de Afdeling dat dit niet is opgesteld met inachtneming van de richtlijnen van het faunafonds. Evenmin is het taxatierapport van Van der Meulen in beschouwing genomen. In het taxatierapport van DLV wordt geen onderscheid gemaakt tussen de ganzensoorten die de schade hebben veroorzaakt. Voorts blijkt niet of de schade is veroorzaakt door andere factoren dan beschermde inheemse diersoorten. Zo wordt niet ingegaan op de constatering van Van der Meulen dat een eventuele toename van de schade heeft plaatsgevonden als gevolg van een waargenomen begin van sclerotinia bij langer laten doorgroeien van de sperziebonen. Het betoog van het faunafonds slaagt in zoverre.
2.6. Het hoger beroep van het faunafonds is gegrond.
Het hoger beroep van [appellant sub 2]
2.7. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van contractteelt. Hij voert aan dat voorafgaand aan het inzaaien in samenspraak met de afnemer definitief wordt vastgelegd welk gewas op welk perceel zal worden geteeld. In een digitaal teeltregistratiesysteem worden de percelen, raskeuze, (geplande) zaaidatum, zaaiomstandigheden, perceelgrootte, ligging van de percelen, de verwachte oogstdatum en de grondsoort geregistreerd om de traceerbaarheid te waarborgen. Aldus is geautomatiseerd vastgelegd dat op het in geding zijnde perceel sperziebonen van een bepaald ras zouden worden geteeld. Verder voert [appellant sub 2] aan dat voorafgaand aan het verstrekken van de zaaiopdracht met afnemer coöperatieve telersvereniging De Schakel (hierna: De Schakel) een contractuele prijs is overeengekomen per kilo sperziebonen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is de contractprijs slechts afhankelijk gesteld van de sortering van de sperziebonen. Het faunafonds stelt zich volgens [appellant sub 2] ten onrechte op het standpunt dat voor het aannemen van contractteelt een schriftelijk document is vereist waarin prijs, gewas en perceel expliciet zijn genoemd. Verder blijkt uit het op internet gepubliceerde bestuursverslag van 5 maart 2009 dat het door het faunafonds gehanteerde begrip contractteelt mogelijk strijd oplevert met de eigen beleidsregels. De rechtbank heeft miskend dat slechts het bestaan van de contractuele verplichting en het tijdstip waarop deze is aangegaan van belang zijn, zodat het faunafonds in redelijkheid niet heeft kunnen uitgaan van de KWIN-cijfers, aldus [appellant sub 2] .
2.7.1. Ter zitting van de Afdeling heeft zowel [appellant sub 2] als [partij b] verklaard dat het gebruikelijk is om bij dergelijke grootschalige teelten te werken met zogenoemde raamcontracten op grond waarvan de prijs per gewas op voorhand wordt bepaald. Ter zitting van de Afdeling heeft het faunafonds het standpunt ingenomen dat het door [appellant sub 2] en De Schakel overeengekomen en ondertekende raamcontract verwijst naar voorwaarden behorende bij hoofdteelt en de door [appellant sub 2] overgelegde voorwaarden zien op nateelt. Zowel [appellant sub 2] als [partij b] heeft desgevraagd verklaard dat op het betreffende perceel uiteindelijk nateelt in plaats van hoofdteelt heeft plaatsgevonden, hetgeen evenwel geen invloed heeft op de overeen te komen voorwaarden. Aldus zijn de 'Voorwaarden teeltcontract sperziebonen nateelt 2008' op het betreffende perceel van toepassing. Voorts is gebruikelijk dat in een digitaal teeltregistratiesysteem voorafgaand aan het inzaaien in samenspraak met de afnemer definitief wordt vastgelegd welk gewas op welk perceel zal worden geteeld. Een afdruk uit dit teeltregistratiesysteem dat betrekking heeft op het perceel te Afferden is overgelegd. Uit de door [appellant sub 2] overgelegde zaaibon opgemaakt op 10 juli 2008 kan voorts worden afgeleid dat op een perceel ter grootte van 10 hectare te Afferden sperziebonen van het ras Angela zijn ingezaaid, hetgeen een middelfijn ras sperziebonen is. Verder heeft [partij b] ter zitting van de Afdeling verklaard dat [belanghebbende b] de sperziebonen inzaait en dat de sortering en daarmee de prijs van de sperziebonen op het betreffende perceel op voorhand vaststond. Vervolgens keurt [belanghebbende b] de kwaliteit van de geoogste sperziebonen alvorens deze te leveren aan De Schakel. Uit de 'Voorwaarden teeltcontract sperziebonen nateelt 2008' volgt dat de prijs per kilo sperziebonen slechts afhankelijk is gesteld van de sortering van de sperziebonen. De 'Voorwaarden teeltcontract sperziebonen nateelt 2008' vermelden voor sperziebonen van een middelfijn ras een prijs van € 0,198 per kilogram. Aldus volgt hieruit dat vooraf een prijs per kilo sperziebonen is overeengekomen.
Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 2], gelet op de door hem overgelegde stukken en hetgeen ter zitting van de Afdeling is toegelicht, in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk heeft gemaakt dat voor het betreffende perceel te Afferden voorafgaand aan het constateren van de schade een vaste prijs met afnemer De Schakel overeengekomen is per kilo sperziebonen. Aldus is naar het oordeel van de Afdeling sprake van contractteelt. Het betoog slaagt.
2.8. De hoger beroepen van het faunafonds en [appellant sub 2] zijn gegrond. Nu de rechtbank het besluit van 28 april 2010 evenwel terecht heeft vernietigd, zal de Afdeling de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigen. Het faunafonds dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak van de Afdeling is overwogen.
2.9. Bij besluit van 26 april 2011 heeft het faunafonds, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
In dit nieuwe besluit op bezwaar stelt het faunafonds zich op grond van de in 2.5. genoemde gronden op het standpunt dat het door DLV uitgebrachte taxatierapport niet ten grondslag kan worden gelegd aan het vaststellen van de hoogte van de schade, zodat het taxatierapport van Van der Meulen van 27 september 2008 als uitgangspunt moet dienen. Voorts is volgens het faunafonds geen sprake van contractteelt, zodat het terecht is uitgegaan van de KWIN-cijfers. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.5.1. en 2.7.1. is het beroep tegen dit besluit gegrond. De Afdeling zal dit besluit eveneens vernietigen.
2.10. Het faunafonds dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van het bestuur van het faunafonds van 26 april 2011, met kenmerk FF/10824/73668, gegrond;
IV. vernietigt dat besluit;
V. veroordeelt het bestuur van het faunafonds tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het bestuur van het faunafonds aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 227,00 (zegge: tweehonderdzevenentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2012
97-697.