201106511/1/A2.
Datum uitspraak: 22 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de Coöperatieve Woonvereniging De Middelhorst U.A., gevestigd te Haren,
appellante,
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verweerder.
Bij besluit van 10 februari 2011 heeft de minister een verzoek van De Middelhorst om subsidie ingevolge de Tijdelijke subsidieregeling maatwerkadviezen voor woningen (hierna: de subsidieregeling) afgewezen.
Bij besluit van 4 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de minister het door De Middelhorst hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft De Middelhorst bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2011, beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Middelhorst heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2012, waar De Middelhorst, vertegenwoordigd door mr. R.J. Skála, advocaat te Haarlem, vergezeld door haar penningmeester [penningmeester], en de minister vertegenwoordigd door mr. K. Ulmer, werkzaam bij Agentschap NL, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3 van de subsidieregeling kan de minister aan een eigenaar-bewoner subsidie verstrekken voor het laten opstellen van een maatwerkadvies voor de betrokken woning, indien dat advies:
a. is opgesteld door een adviseur die beschikt over een geldig procescertificaat voor het verlenen van diensten op het gebied van de energieprestatie van gebouwen ten behoeve van het maatwerkadvies, en
b. is uitgebracht na 1 juli 2009.
Ingevolge artikel 4 bedraagt de subsidie, bedoeld in artikel 3, de kosten voor het laten opstellen van het maatwerkadvies, tot een bedrag van ten hoogste € 200,00.
Ingevolge artikel 5 bedraagt het subsidieplafond voor het jaar 2010: € 9.500.000,00.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt op de aanvragen tot subsidievaststelling beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, indien de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.
Ingevolge artikel 9 treedt de subsidieregeling in werking met ingang van 1 juli 2009 en vervalt met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op vóór laatstgenoemde datum aangevraagde of verstrekte subsidie.
Ingevolge artikel 1 van de regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 april 2011 tot vaststelling van een verhoogd subsidieplafond ten behoeve van de afhandeling van aanvragen op voet van de subsidieregeling (Stcrt. 2011 nr. 6858, 20 april 2011) geldt bij de afhandeling van aanvragen om subsidie op grond van de subsidieregeling voor 2010 een, op 15 december 2010 uitgeput zijnd, subsidieplafond van € 10.676.000,00.
Ingevolge artikel 2 treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 december 2010.
2.2. De minister heeft aan het besluit van 4 mei 2011 in de eerste plaats ten grondslag gelegd, dat aanvragen op volgorde van ontvangst zijn behandeld, dat op 15 december 2010 het subsidieplafond van de subsidieregeling was bereikt en dat de aanvraag van De Middelhorst op 27 december 2010 is ontvangen. De aanvraag is daarom krachtens artikel 4:25, tweede lid, van de Awb, wegens dreigende overschrijding van het subsidieplafond, afgewezen.
De minister heeft aan dat besluit mede ten grondslag gelegd, dat de aanvraag tevens moest worden afgewezen omdat deze niet voldoet aan artikel 3 van de subsidieregeling, nu daarin is bepaald dat alleen aan een eigenaar die tevens bewoner is van de woning subsidie kan worden verstrekt. Daarbij heeft de minister in aanmerking genomen dat volgens het kadaster De Middelhorst eigenaar is van de 87 woningen waarvoor de subsidie is aangevraagd, maar van die woningen niet de bewoner is, en dat de bewoners van de woningen daarvan geen eigenaar zijn.
2.3. De Middelhorst betoogt dat de minister ten onrechte aan het besluit van 4 mei 2011 ten grondslag heeft gelegd dat haar aanvraag niet voldoet aan artikel 3, eerste lid, van de subsidieregeling. Zij voert aan dat de minister eind 2010 heeft toegestaan dat aanvragen collectief worden ingediend. Volgens De Middelhorst voldoet zij aan deze nieuwe aanvraagprocedure, nu zij namens 87 bewoners van woningen waarvoor een maatwerkadvies is opgesteld collectief subsidieaanvragen heeft ingediend.
2.3.1. Dit betoog faalt. Ingevolge artikel 3, eerste lid aanhef, van de subsidieregeling mag de minister alleen subsidie verlenen aan een eigenaar die tevens bewoner is van de woning waarvoor een maatwerkadvies is opgesteld. Vast staat dat de bewoners van de 87 woningen waarop de door De Middelhorst ingediende subsidieaanvragen betrekking hebben geen eigenaar zijn van hun woningen. De Middelhorst heeft dit ook niet betwist. Reeds hierom kon De Middelhorst niet in aanmerking komen voor subsidie op grond van de subsidieregeling.
2.4. De Middelhorst betoogt verder dat zij erop mocht vertrouwen dat de minister de door haar aangevraagde subsidie zou verstrekken. Zij voert aan dat een medewerker van Agentschap NL, dat de subsidieregeling namens de minister uitvoert, haar begin oktober 2010 heeft meegedeeld dat voor 31 december 2010 aangevraagde subsidies gegarandeerd zullen worden verstrekt.
2.4.1. De Middelhorst heeft niet aannemelijk gemaakt dat van de zijde van Agentschap NL, door een daartoe bevoegde persoon, uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd is toegezegd, dat door De Middelhorst voor eind 2010 aangevraagde subsidie met zekerheid zou worden verstrekt.
2.5. Het voorgaande betekent dat hetgeen De Middelhorst voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking meer behoeft.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2012