ECLI:NL:RVS:2012:BV5111

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107555/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestuursdwang bij het houden van meer dan drie honden op agrarisch perceel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss ongegrond werd verklaard. Het college had op 24 februari 2010 aan [appellant] een last onder bestuursdwang opgelegd, waarin hij werd gelast om het houden van meer dan drie honden op zijn perceel te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat [appellant] in strijd met het bestemmingsplan handelde door een groot aantal honden te houden.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat [appellant] in de periode voorafgaand aan de last onder bestuursdwang gemiddeld zeventien honden hield, wat niet kan worden aangemerkt als hobbymatig gebruik. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het houden van honden in deze omvang niet in overeenstemming is met de bestemmingen van de percelen, die zijn aangewezen voor agrarisch gebruik en natuurbehoud. Het betoog van [appellant] dat hij geen overlast veroorzaakt en dat het houden van honden kan worden aangemerkt als extensief recreatief medegebruik, wordt verworpen.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] om schadevergoeding afgewezen, omdat de wet alleen schadevergoeding toelaat bij een gegrond beroep. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep van [appellant] ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201107555/1/A1.
Datum uitspraak: 15 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Oss,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 mei 2011 in zaak nr. 10/2354 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oss.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2010 heeft het college, voor zover hier van belang, aan [appellant] een last onder bestuursdwang opgelegd om binnen vier weken na verzending van de last: - het houden van meer dan drie honden op het perceel aan de [locatie A] te Oss (hierna: perceel 1) te beëindigen en beëindigd te houden; - het houden van honden op het naastgelegen bosperceel, kadastraal bekend sectie […], nummer […] te Oss (hierna: perceel 2) in het geheel te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 30 juni 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2011, verzonden op 1 juni 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door H.W.J. Staassen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende "Bestemmingsplan Buitengebied" rust op perceel 1 de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden".
Ingevolge artikel 4.1. van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de als "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden" op de kaart aangegeven gronden bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
- extensief recreatief medegebruik;
- verkeersdoeleinden;
- behoud, herstel en versterking van landschappelijke waarden;
- voorzieningen van openbaar nut.
Ingevolge artikel 4.5.1., voor zover hier van belang, is het verboden de in dit artikel bedoelde gronden te gebruiken in strijd met de bestemming.
Ingevolge artikel 4.5.2., voor zover hier van belang, is het verboden de in dit artikel bedoelde gebouwen en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.
Ingevolge het bestemmingsplan rust op perceel 2 de bestemming "Bos en natuurgebied".
Ingevolge artikel 5.1. van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de als "Bos en natuurgebied" op de kaart aangegeven gronden bestemd voor:
- bosbehoud;
- behoud, herstel en versterking van landschappelijke en natuurwaarden;
- houtproductie;
- extensief recreatief medegebruik;
- extensief agrarisch medegebruik.
Ingevolge artikel 5.5.1. is het verboden de in dit artikel bedoelde gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming.
Ingevolge artikel 1 onder r, wordt onder "extensief recreatief medegebruik" een vorm van openluchtrecreatie verstaan, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving; onder extensieve recreatie wordt in ieder geval niet begrepen lawaaisporten.
2.2. Tijdens controles op 18 augustus 2009 en 17 december 2009 zijn op de percelen in totaal respectievelijk zeventien en acht honden aangetroffen. Tijdens een controle op 16 februari 2010 is geconstateerd dat [appellant] 24 honden houdt. Op 17 februari 2010 heeft een inspecteur van de afdeling handhaving geconstateerd dat er op perceel 1 een aantal van 18 honden aanwezig was. Uit de constateringen kan worden afgeleid dat [appellant] in de periode van zes maanden voorafgaand aan het besluit tot oplegging van de last onder bestuursdwang gemiddeld zeventien honden hield.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was met een last onder bestuursdwang handhavend op te treden omdat geen sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan. Hij voert daartoe aan dat hij in het buitengebied hobbymatig honden houdt, zodat het precieze aantal honden niet van belang is. De honden veroorzaken bovendien geen overlast. Van het bedrijfsmatig fokken en trainen van honden om inkomsten te verwerven is volgens [appellant] inmiddels geen sprake meer.
Indien toch wordt geconstateerd dat sprake is van een bedrijfsmatig karakter, dan kan het houden van honden volgens [appellant] worden aangemerkt als extensief recreatief medegebruik in de zin van het bestemmingsplan.
2.3.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat alleen al vanwege het grote aantal honden dat structureel ter plaatse wordt gehouden, sprake is van bedrijvigheid in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was. Anders dan [appellant] stelt, is van hobbymatig gebruik geen sprake, gelet op de omvang waarin hij honden houdt in combinatie met de vergoeding die hij ontvangt met de verkoop van de honden. Dat [appellant] nog slechts incidenteel honden zou verkopen en hij de honden vanwege zijn leeftijd op dit moment niet meer zou trainen, doet aan het bovenstaande niet af. Het fokken en trainen van honden in een dermate grote omvang als is geconstateerd, is niet in overeenstemming met de bestemmingen "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden" en "Bos en natuurgebied", en valt evenmin als "extensief recreatief medegebruik" aan te merken.
Nu sprake is van strijdig gebruik als bedoeld in de artikelen 4.5.1., 4.5.2. en 5.5.1. van de planvoorschriften, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
Het betoog faalt.
2.4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank de gemeente Oss ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van het besluit van het college.
2.4.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding terecht afgewezen, nu artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht de rechtbank alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid biedt om op verzoek van een partij het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij leidt.
2.5. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2012
357-702.