ECLI:NL:RVS:2012:BV5107

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103289/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.G. Alderlieste
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor bestemmingsplan 'De Miereakker' in Bodegraven-Reeuwijk

In deze zaak gaat het om de vaststelling van hogere geluidgrenswaarden door het college van burgemeester en wethouders van Reeuwijk, thans Bodegraven-Reeuwijk, ten behoeve van het bestemmingsplan 'De Miereakker'. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een winkelcentrum en de bouw van maximaal 57 appartementen. Het besluit tot vaststelling van de hogere geluidgrenswaarden werd op 24 augustus 2010 genomen en op 4 februari 2011 ter inzage gelegd. Appellant, wonend in de nabijheid van het project, heeft op 16 maart 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 januari 2012 behandeld. Appellant betoogde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom hogere waarden voor geluid vanwege het wegverkeer noodzakelijk waren. Hij stelde dat het verkeerscirculatieplan aangaf dat de verkeerssituatie niet zou veranderen en dat het college meer onderzoek had moeten doen naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren.

De Afdeling overwoog dat het bestreden besluit noodzakelijk was voor de realisatie van het bestemmingsplan en dat appellant als belanghebbende kon worden aangemerkt. Echter, de Afdeling concludeerde dat de regeling in de Wet geluidhinder niet strekte tot bescherming van de belangen van appellant, aangezien hij niet woonachtig was in een woning waarvoor hogere waarden waren vastgesteld. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201103289/1/R4.
Datum uitspraak: 15 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Reeuwijk, thans: Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2010 heeft het college hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "De Miereakker" in de gemeente Reeuwijk, thans gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Dit besluit is op 4 februari 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2011, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2012, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], in persoon, en het college vertegenwoordigd door T. Revet, R. van Meeteren en E. Herben, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Algemeen
2.1. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "De Miereakker" in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van winkelcentrum "De Miereakker" en de bouw van maximaal 57 appartementen bovenop het winkelcentrum. Bij het bestreden besluit zijn voor de te bouwen woningen waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hierna: hogere waarden) vanwege de wegen De Lange Krag, Miereakker, 't Kerkestuk en Dunantlaan vastgesteld.
Crisis- en herstelwet
2.2. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), voor zover hier van belang, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, zoals dat luidde ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 of afdeling 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
Nu het bestreden besluit is vereist voor de ontwikkeling dan wel verwezenlijking van een gebied ten behoeve van de herstructurering van een winkelcentrum en de bouw van maximaal 57 appartementen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit besluit.
Ontvankelijkheid
2.3. Het college betoogt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2009 in zaak nr.
200805817/1/M2dat [appellant] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat [appellant] geen beroep heeft ingesteld tegen het bestemmingsplan "De Miereakker". Volgens het college volgt uit de eerder genoemde uitspraak dat iemand belanghebbende is bij het besluit tot het vaststellen van een hogere waarde, indien dit een voorwaarde is voor een later te nemen besluit - zoals de vaststelling van een bestemmingsplan - en diegene ook in het kader van het bestemmingsplan belanghebbende is.
2.3.1. Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Ingevolge artikel 146 staat beroep op de administratieve rechter open overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer.
Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van de Wet milieubeheer kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen een besluit op grond van de Wet geluidhinder.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3.2. De Afdeling heeft onder meer in de eerder genoemde uitspraak van 27 mei 2009 het volgende overwogen. Wil een persoon belanghebbende zijn bij een besluit, dan moet zijn belang daarbij rechtstreeks zijn betrokken. De omstandigheid dat voor het daadwerkelijk getroffen zijn in het belang nog nadere besluitvorming is vereist staat niet noodzakelijkerwijs in de weg aan het aannemen van belanghebbendheid. Als regel geldt dat het beroep tegen een eerder besluit uit de besluitvormingsketen mogelijk dient te zijn wanneer zulk een besluit naar zijn strekking leidt tot de mogelijkheid dat een persoon door het nadere besluit in zijn belang zal worden geschaad.
2.3.3. Bij het bestreden besluit zijn hogere geluidgrenswaarden vastgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het winkelcentrum en de bouw van maximaal 57 appartementen, zoals opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan "De Miereakker". Het bestreden besluit is een noodzakelijke voorwaarde om de voorgenomen activiteit te realiseren. Zoals de Afdeling in eerder genoemde uitspraak van 27 mei 2009 heeft overwogen, zijn bij een dergelijk besluit de belangen betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit - in dit geval de realisatie van 57 appartementen en de ontwikkeling van het winkelcentrum - rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. In tegenstelling tot wat het college hierover aanvoert, staat de omstandigheid dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan reeds is genomen en [appellant] geen beroep heeft ingesteld tegen dat besluit niet in de weg aan het aannemen van belanghebbendheid.
[appellant] woont in de directe nabijheid van het winkelcentrum en de nieuw te bouwen appartementen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat [appellant] is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Geluid
2.4. [appellant] betoogt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het vaststellen van hogere waarden vanwege het wegverkeer nodig is. Daartoe voert hij aan dat uit het verkeerscirculatieplan blijkt dat de hoeveelheid verkeer in het gebied niet zal wijzigen, aangezien de functie van het gebied, winkels en wonen, niet wordt veranderd. Verder voert hij aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het instellen van een 30 km zone ter beperking van de geluidbelasting ongewenst is. Volgens [appellant] had het college meer onderzoek moeten doen naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren.
2.4.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw, dat onderdeel uitmaakt van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw, dient de bestuursrechter een besluit niet te vernietigen op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
2.4.2. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen in de uitspraak van 13 juli 2011, in zaak nr.
201006731/1/M3bevat afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.
De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.
Onbetwist is dat [appellant], woonachtig in de omgeving van de locatie waar de woningen worden gerealiseerd, niet woonachtig is in een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld, noch eigenaar is van een woning waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant].
Gelet op het vorenstaande kan hetgeen [appellant] aanvoert over de vastgestelde hogere waarden voor de te bouwen appartementen boven winkelcentrum "De Miereakker" niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen [appellant] terzake aanvoert.
Conclusie en proceskosten
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2012
590.