ECLI:NL:RVS:2012:BV3731
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en de gevolgen van deprogrammering
In deze zaak gaat het om een vreemdeling die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De vreemdeling, die als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) werd aangemerkt, stelde dat het nader gehoor niet had mogen plaatsvinden voordat haar deprogrammering was beëindigd. De staatssecretaris van Justitie had haar aanvraag afgewezen op basis van de ongeloofwaardigheid van haar asielrelaas. De vreemdeling voerde aan dat zij tijdens het eerste gehoor niet in staat was om adequaat te antwoorden op de vragen, wat haar positie verzwakte. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gewaarborgd dat de omstandigheden die in eerdere brieven waren genoemd, niet zodanig zwaarwegend waren dat het nader gehoor niet kon plaatsvinden. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en het besluit van de staatssecretaris, en veroordeelde de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij de behandeling van asielaanvragen van kwetsbare groepen, zoals amv's, en de noodzaak om rekening te houden met hun specifieke omstandigheden.