ECLI:NL:RVS:2012:BV3713
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H.G. Sevenster
- C.J. Borman
- R.C.S. Bakker
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en de toepassing van de richtlijn terugkeer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, waarin de rechtbank de vreemdeling in vreemdelingenbewaring had gesteld. De vreemdeling, afkomstig uit Marokko, had verklaard dat hij geen reisdocumenten had en in 2007 zijn land had verlaten. Hij had asiel aangevraagd in Zweden, maar de uitkomst van die procedure niet afgewacht. De minister stelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen van de vreemdeling niet in redelijke verhouding stonden tot de ernst van het gebrek in de procedure. De Raad van State oordeelde dat de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling pas onrechtmatig maakt als de met de bewaring gediende belangen niet opwegen tegen het geschonden belang van de vreemdeling. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De Raad oordeelde dat de richtlijn 2008/115/EG niet van toepassing was, omdat er concrete aanknopingspunten waren voor overdracht aan een andere lidstaat van de EU. De beslissing van de Raad van State werd uitgesproken in naam der Koningin.