ECLI:NL:RVS:2012:BV3238

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112112/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit tot vaststelling bestemmingsplan door de gemeente Oosterhout

In deze zaak hebben appellanten op 21 november 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de raad van de gemeente Oosterhout met betrekking tot de vaststelling van een bestemmingsplan. Dit volgde op een eerdere uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2010, waarin de raad was opgedragen om binnen een jaar een nieuw besluit te nemen. De appellanten stelden dat de raad in gebreke was gebleven, aangezien de termijn was overschreden en er geen besluit was genomen. De Afdeling heeft de zaak op 27 januari 2012 ter zitting behandeld, waarbij de raad vertegenwoordigd was door mr. J.R. van Zeggeren.

De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De appellanten hebben de raad op 19 oktober 2011 in gebreke gesteld, maar de raad heeft niet binnen de gestelde termijn besloten. De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. De raad wordt opgedragen om uiterlijk 1 juni 2012 alsnog een besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Daarnaast wordt de raad veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag dat hij de genoemde datum overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00. Ook worden de proceskosten van de appellanten vergoed, evenals het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.

Uitspraak

201112112/1/R3.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
1. Procesverloop
[appellanten] hebben bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2011, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de raad tot de vaststelling van een bestemmingsplan voor de in de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2010, in zaak nr. <a target="_blank" href="http://rvs2012.internetcomposer.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=BL%2BMuYQ0Hpo%3D">200903145/1/R3</a> genoemde onderdelen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Zeggeren, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.
2.2. Bij besluit van 23 februari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten over de goedkeuring van het door de raad bij besluit van 1 juli 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied".
Bij uitspraak van 4 augustus 2010, in zaak nr. <a target="_blank" href="http://rvs2012.internetcomposer.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=BL%2BMuYQ0Hpo%3D">200903145/1/R3</a> heeft de Afdeling, voor zover hier van belang, de tegen het besluit van 23 februari 2009 ingestelde beroepen van [appellanten] gedeeltelijk gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, voorzover daarbij:
- goedkeuring is verleend aan het groen omlijnde plandeel met de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden" dat ziet op het gebied ten zuiden van de Provincialeweg in Oosterhout en - goedkeuring is verleend aan de zinsnede "de goothoogte van de kassen mag ten hoogste 6 m bedragen" in artikel 15, vierde lid, aanhef en onder e, van de voorschriften van de herziening.
Verder heeft de Afdeling in voornoemde uitspraak goedkeuring onthouden aan de betreffende plandelen, bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit voor zover het deze plandelen betreft en de raad opgedragen om binnen een jaar na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit tot de vaststelling van een bestemmingsplan voor de betreffende plandelen te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen.
2.3. De raad heeft nog niet besloten over de vaststelling van het bestemmingsplan. De termijn in de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2010 is derhalve overschreden.
2.4. [appellanten] hebben de raad bij brief van 19 oktober 2011 medegedeeld dat hij in gebreke is tijdig een besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te nemen. Vervolgens hebben [appellanten] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Daartoe is gesteld dat het afgelopen jaar van gemeentewege met hen overleg is gevoerd, hetgeen heeft geleid tot een door de raad vastgestelde visie voor de ontwikkeling van glastuinbouw in het doorgroeigebied Oosteind, waarin is beschreven hoe het gemeentebestuur vorm wil geven aan het nieuwe bestemmingsplan. Nu evenwel de verwachting is dat dit nieuwe bestemmingsplan op zijn vroegst in het derde kwartaal van 2012 gereed zal zijn, heeft de raad geen gehoor gegeven aan de uitspraak van de Afdeling, waardoor zij in hun belangen worden geschaad. Zij verzoeken de Afdeling zelf in de zaak te voorzien, dan wel de raad op te dragen om binnen een bepaalde termijn alsnog te besluiten tot de vaststelling van het plan. Voorts verzoeken zij om met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de ingevolge afdeling 4.1.3. met ingang van 4 augustus 2011 verbeurde dwangsom vast te stellen en met toepassing van artikel 8:55d van de Awb aan de uitspraak een dwangsom te verbinden voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
2.5. Gelet op hetgeen in 2.3. is overwogen en gezien het feit dat de raad niet binnen twee weken nadat hij in gebreke is gesteld alsnog heeft besloten tot vaststelling van het bestemmingsplan, is het beroep gegrond.
2.6. De Afdeling ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft waar de Afdeling niet in kan treden.
2.7. De raad dient op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb alsnog een besluit te nemen tot de vaststelling van het bestemmingsplan. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen, waarbij rekening wordt gehouden met de ter zitting door de raad aangegeven planning.
De Afdeling bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
2.8. Ingevolge artikel 8:55c van de Awb stelt de rechtbank indien het beroep gegrond is desgevraagd tevens de hoogte van de ingevolge
afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast.
2.9. Artikel 4:17, eerste lid, eerste volzin, van de Awb luidt: Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
Ingevolge artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, wordt onder beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
2.10. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 mei 2010 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://rvs2012.internetcomposer.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=s1TupccGP%2B0%3D">201001808/1/R3</a>) is het nemen van een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan, ook in het geval daaraan een aanvraag ten grondslag ligt, niet het nemen van een beschikking op aanvraag als bedoeld in artikel 4:17 gelezen in samenhang met artikel 1:3, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat geen dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb is verbeurd.
2.11. De raad van de gemeente Oosterhout dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan voor de in de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2010 in zaak nr. 200903145/1/R3 onder IIIb, IIIc en genoemde onderdelen;
III. draagt de raad van de gemeente Oosterhout op om uiterlijk 1 juni 2012 alsnog te besluiten tot de vaststelling van een bestemmingsplan voor de onderdelen genoemd onder II. van deze beslissing en dit besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijnen bekend te maken;
IV. bepaalt dat de raad van de gemeente Oosterhout aan [appellanten] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde datum van 1 juni 2012 overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro) met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Oosterhout tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Oosterhout aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012
429.