201100390/1/R2.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], gevestigd te [plaats], gemeente De Bilt,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woo Chi Man B.V., gevestigd te Zeist,
appellanten,
de raad van de gemeente de Bilt,
verweerder.
Bij besluit van 28 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsgebied Bilthoven" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2011 en 2 februari 2011, en Woo Chi Man bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2011, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft haar beroep van 10 januari 2011 aangevuld bij brief van 20 januari 2011.
De raad heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de aan het plan mede ten grondslag liggende samenwerkingsovereenkomst met Prorail aan de Afdeling toegezonden. De Afdeling heeft de beperkte kennisneming gedeeltelijk gerechtvaardigd geacht. Bij brieven van 23 juni 2011 en 24 juni 2011 hebben [appellant sub 1] en Woo Chi Man toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De raad heeft zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2012, waar de raad is verschenen, vertegenwoordigd door mr. A.J. Meeuwissen, werkzaam bij BügelHajema Adviseurs, bijgestaan door [gemachtigde], werkzaam bij DHV B.V., [gemachtigde], werkzaam bij DPA Recht & Ruimte, en ing. H.P.M. van Beijsterveld, werkzaam bij de gemeente.
2.1. Woo Chi Man betoogt dat de tekst van de digitale kennisgeving van het vastgestelde plan ten onrechte niet precies hetzelfde was als de tekst van de papieren kennisgeving in de Staatscourant. Dit zou volgens haar tot vernietiging van het besluit moeten leiden.
Deze beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Het betoog faalt.
De beroepen van [appellant sub 1]
2.2. [appellant sub 1] richt zich tegen het plan omdat dat voorziet in de afsluiting van de Spoorlaan voor gemotoriseerd verkeer. Zij voert aan dat door het plan de Spoorlaan ten onrechte niet meer bereikbaar zal zijn vanaf de Soestdijkseweg Zuid en dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor haar autobedrijf. De raad heeft hiermee bij zijn besluit onvoldoende rekening gehouden en derhalve aan haar belangen onvoldoende gewicht toegekend, aldus [appellant sub 1]. Voorts is ten onrechte nog geen keuze gemaakt voor een specifiek rioolsysteem waardoor onduidelijk is wat de gevolgen zijn voor het grondwaterpeil en is er onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de waterhuishouding. Ook is onduidelijk of het waterschap 'Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden' (hierna: het waterschap) heeft ingestemd met de waterparagraaf. Verder brengt [appellant sub 1] naar voren dat het archeologisch onderzoek onvolledig is en dat onvoldoende inzicht is gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarmee is volgens [appellant sub 1] onvoldoende zeker of het plan uitvoerbaar is.
2.2.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de gekozen inrichtingsvariant veel voordelen heeft ten opzichte van de andere varianten, met name op het gebied van doorstroming van het verkeer en verkeersveiligheid. Het bedrijf van [appellant sub 1] ligt tussen vrijstaande woningen en is bereikbaar via meerdere wegen. Een directe verbinding van de Spoorlaan op de toekomstige rotonde is niet mogelijk, maar het bedrijf kan nog steeds via andere wegen worden bereikt. Zijn belangen zijn in de besluitvorming meegewogen, aldus de raad. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat in de reactienota voorontwerp de meest recente reactie van het waterschap is opgenomen en dat daaruit blijkt dat het waterschap kan instemmen met het plan. Tevens blijkt daaruit dat er voldoende maatregelen mogelijk zijn om watergerelateerde problemen bij de realisering van het plan te voorkomen. Voorts betoogt de raad dat er voldoende archeologisch onderzoek is uitgevoerd en dat de boringen geen aanleiding hebben gegeven tot nader onderzoek.
2.2.2. Het bedrijf van [appellant sub 1] is gevestigd aan de [locatie sub 1].
Uit het Masterplan Centrum Bilthoven uit januari 2009 (hierna: het masterplan) blijkt dat de Spoorlaan vanaf de kruising met de Soestdijkseweg Zuid met een bocht onder het spoor door zal gaan richting de Jan Steenlaan en de Soestdijkseweg Noord. Deze deels nieuw aan te leggen weg wordt ook wel de bypass genoemd. Vanuit het westen zal de Spoorlaan voor gemotoriseerd verkeer worden afgesloten ter hoogte van de Prins Hendriklaan en zal er alleen een langzaam verkeersverbinding richting het stationsgebied en de Soestdijkseweg Zuid worden gerealiseerd.
2.2.2.1. Paragraaf 2.2.3 van de plantoelichting vermeldt dat vooral de spoorwegovergang bij de Soestdijkseweg een knelpunt is. In verband met de verkeersveiligheid en de doorstroming van het doorgaande verkeer is gekozen voor de ontwikkeling en realisering van twee tunnels onder het spoor. Eén voor het autoverkeer en één voor het langzame verkeer.
2.2.2.2. Over het betoog van [appellant sub 1] dat de Spoorlaan ter hoogte van de Prins Hendriklaan ten onrechte zal worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, overweegt de Afdeling het volgende. Niet in geschil is dat het verkeer komend uit de richting van de Soestdijkseweg Zuid een andere, minder rechtstreekse route zal moeten volgen om bij het bedrijf van [appellant sub 1] te komen. De raad heeft ter zitting inzichtelijk gemaakt welke routes beschikbaar blijven voor leveranciers en klanten van het bedrijf van [appellant sub 1]. Deze routes zijn naar het oordeel van de Afdeling slechts in beperkte mate langer en ongunstiger dan de huidige route over de Spoorlaan. Nu de raad voorts aannemelijk heeft gemaakt dat het gezien de verdiepte aanleg van de nieuwe weg vanaf de rotonde richting de tunnel niet mogelijk is om ter plaatse ook nog een verkeersveilige aansluiting van de Spoorlaan te realiseren, is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de afsluiting van de Spoorlaan voor gemotoriseerd verkeer dan aan het behoud van ongewijzigde routes richting het bedrijf van [appellant sub 1].
2.2.3. Paragraaf 4.2 van de plantoelichting vermeldt dat het plangebied binnen de Utrechtse Heuvelrug is gesitueerd tussen de randzone en de hoge gestuwde centrale delen en wordt gekenmerkt door matig diepe grondwaterstanden. Verdroging van de ondergronden als gevolg van het te snel afvoeren van regenwater is een aandachtspunt. Het waterschap bevordert initiatieven tot het afkoppelen en infiltreren van regenwater waardoor verdroging wordt bestreden en schoon regenwater niet eerst naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties hoeft. De gemeente beoordeelt de mogelijkheden in het kader van een onderzoek naar het nieuw aan te leggen rioleringssysteem.
Voorts is daarin vermeld dat in het plangebied thans geen sprake is van overlast. De keuze voor afkoppelen en infiltreren kan wel overlast tot gevolg hebben omdat het grondwaterpeil mogelijk zal stijgen. Dit aandachtspunt zal in het onderzoek naar de keuze voor het rioleringssysteem worden meegenomen. Tevens is vermeld dat er voor de waterhuishouding in het plangebied geen negatieve effecten zijn te verwachten die een specifieke regeling in het plan noodzakelijk maken. Er zijn ook geen ontwikkelingen voorzien waarbij met watergerelateerde maatregelen in het plan kan worden aangesloten.
2.2.3.1. In de reactienota voorontwerp van 4 mei 2010 is de vooroverlegreactie van het waterschap opgenomen. Hierin is vermeld dat het waterschap positief adviseert over het plan omdat het voldoet aan de belangrijkste voorwaarde, namelijk dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan.
2.2.3.2. De Afdeling merkt op dat in de plantoelichting zeer uitgebreide informatie is opgenomen over de waterhuishouding en het waterpeil in het plangebied. Hieruit blijkt dat wateroverlast kan worden voorkomen. Voorts blijkt uit de vooroverlegreactie van het waterschap dat het waterschap positief heeft geadviseerd over het plan. Het betoog van [appellant sub 1] dat tot het tegendeel strekt en dat de gevolgen voor het waterpeil en de waterhuishouding onvoldoende zijn onderzocht, faalt derhalve. Voor zover [appellant sub 1] nog heeft betoogd dat ten onrechte nog niet is gekozen voor een specifiek rioleringssysteem, overweegt de Afdeling dat dit geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond kan derhalve buiten beschouwing blijven.
2.2.4. In paragraaf 4.3 van de plantoelichting is vermeld dat voor een gebied waar het plangebied deel van uitmaakt in eerste instantie een archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door Vestigia B.V.. Op grond hiervan is in verband met de aanwezige bebouwing en bestrating geadviseerd een vervolgonderzoek te starten. Voorts is daarin vermeld dat tijdens het vervolgonderzoek geen archeologische of cultuurhistorische waarden zijn aangetroffen. Ook is in geen van de boringen bodemvorming waargenomen. Op basis van de onderzoeksresultaten is geadviseerd geen nader archeologisch onderzoek te doen. Indien bij de werkzaamheden toch archeologische waarden worden gevonden, dient dit onverwijld te worden gemeld.
2.2.4.1. In het rapport 'Herontwikkeling stationsgebied en centrum van Bilthoven, gemeente De Bilt - een archeologisch bureauonderzoek' van 23 september 2009 (hierna: het vooronderzoek) is vermeld dat een nader onderzoek met 25 boorlocaties wordt aangeraden, waarbij is opgemerkt dat nog niet bekend is of boringen op alle 25 locaties praktisch mogelijk is.
In het rapport 'Herontwikkeling stationsgebied en centrum van Bilthoven, gemeente De Bilt - een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen' van 20 april 2010 (hierna: het veldonderzoek) is vermeld dat van de 25 aanbevolen boringen voor zeventien boringen locaties zijn bepaald. Voorts is in paragraaf 2.3 van het veldonderzoek vermeld dat in alle boringen die tot op voldoende diepte konden worden doorgezet de bovengrond vanaf het maaiveld tot op een diepte van 0,8 tot 1,5 meter is verstoord. In paragraaf 3 is vermeld dat daarom geen nader archeologisch onderzoek wordt geadviseerd en dat er geen bezwaar is tegen de voortgang van de bouwplannen.
2.2.4.2. Over het betoog van [appellant sub 1] dat bij de vermelde onderzoeken ten onrechte geen kaart is gevoegd waarop de locaties van de boringen kunnen worden beoordeeld, overweegt de Afdeling dat dit betoog feitelijke grondslag mist nu in afbeelding 6 bij het veldonderzoek de locaties van de boringen zijn ingetekend. Voorts blijkt uit afbeelding 6 dat de archeologische onderzoeken zagen op een groter gebied dan alleen het plangebied. Binnen het plangebied zijn dertien boorlocaties geselecteerd. Op zes locaties was het volgens het veldonderzoek uiteindelijk niet mogelijk om tot gewenste diepte te boren in verband met de aanwezigheid van bestratingen, leidingen in de grond en externe storingen van het explosievendetectiemateriaal. Gezien de uitkomsten van de gelukte boringen en de spreiding daarvan binnen het plangebied ziet de Afdeling in het feit dat niet alle 25 aanbevolen boringen zijn uitgevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het archeologisch onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat het plan daarop niet had mogen worden gebaseerd. Het feit dat bij het vaststellingsbesluit de begrenzing van het plan op ondergeschikte punten is gewijzigd, maakt dit niet anders.
2.2.5. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting is vermeld dat bij de ontwikkeling van het gehele masterplan een tekort op de exploitatie zal ontstaan. Dit is exclusief de aanleg van de onderdoorgangen. Het tekort wordt gedekt uit de algemene middelen. Voor de financiering van de onderdoorgangen in het plangebied is een separaat budget beschikbaar. Dit is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst met ProRail.
Uit het raadsbesluit tot vaststelling van het masterplan van 26 februari 2009 en het daarbij behorende voorstel blijkt dat het financiële tekort voor het masterplan zal uitkomen op ongeveer 3,55 miljoen euro.
2.2.5.1. Het plan maakt deel uit van een groter project voor de herontwikkeling van het centrumgebied van Bilthoven. In deze procedure kunnen alleen de voorziene ontwikkelingen binnen het plangebied aan de orde komen. Naar de financiële uitvoerbaarheid van deze ontwikkelingen is onderzoek gedaan. Mede gezien voormelde openbaar beschikbare stukken, geeft de plantoelichting naar het oordeel van de Afdeling voldoende inzicht in de uitkomsten van dat onderzoek, waarbij is betrokken dat in een plantoelichting niet alle gegevens over de kosten en baten gedetailleerd behoeven te worden opgenomen. Het enkele feit dat de samenwerkingsovereenkomst in verband met bedrijfsgevoelige informatie niet met het plan ter inzage is gelegd, leidt niet tot de conclusie dat het plan niet uitvoerbaar is.
2.2.6. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De beroepen van [appellant sub 1] zijn ongegrond.
Het beroep van Woo Chi Man
2.3. Woo Chi Man betoogt dat de raad zich bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid van het plan ten onrechte heeft gebaseerd op de mogelijkheid van marktconforme uitgifte van gronden. Dit is volgens haar niet realistisch. Voorts brengt zij naar voren dat haar panden aan de Emmaplein 1 en 1a ten onrechte niet in het plan als zodanig zijn bestemd. De voorziene rotonde kan op een zodanige wijze worden aangelegd dat deze panden kunnen worden behouden dan wel een herontwikkeling door Woo Chi Man mogelijk is. Met haar belangen heeft de raad dan ook onvoldoende rekening gehouden, aldus Woo Chi Man.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de gekozen inrichtingsvariant met rotonde is gebaseerd op uitgebreide onderzoeken naar de doorstroming en de verkeersveiligheid. Verkleining of verschuiving van de geplande rotonde is in verband met bovengenoemde aspecten niet mogelijk. Voorts is het volgens de raad wenselijk om het bebouwde stuk grond tussen het spoor en de geplande rotonde in zijn geheel en in onderlinge samenhang te herontwikkelen. Bovendien is aan het grootste deel van de gronden van Woo Chi Man de bestemming "Verkeer (V)" toegekend. Het voorziene tekort op de grondexploitatie wordt gedekt uit de algemene middelen, aldus de raad.
2.3.2. De gronden aan het Emmaplein 1 en 1a hebben in het plan deels de bestemming "Centrum - 1 (C-1)" en deels de bestemming "Verkeer (V)".
2.3.3. In paragraaf 2.1 van de plantoelichting is vermeld dat in het stationsgebied is gekozen voor enige verdichting van de bebouwing. Dat wil zeggen dat de thans bestaande losse bebouwingsstructuur meer aaneengesloten wordt en stedenbouwkundig meer in lijn met het centrum wordt gebracht en zo als een eenheid kan worden ontwikkeld.
2.3.4. Wat betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer (V)" voor zover die ziet op de gronden van Woo Chi Man is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid deze bestemming aan de desbetreffende gronden heeft kunnen toekennen. Hierbij is in aanmerking genomen dat voldoende is onderbouwd dat op deze wijze de verkeersveiligheid, doorstroming en daarmee de bereikbaarheid en de leefbaarheid van het totale centrumgebied zullen worden verbeterd. Woo Chi Man heeft niet aannemelijk gemaakt dat overwegingen van verkeerskundige aard of andere ruimtelijke belangen zich tegen deze bestemming ter plaatse verzetten.
Voorts overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft in zijn verweerschrift nog erop gewezen dat versmalling van de rijstroken of verkleining van de rotonde niet mogelijk is in verband met de benodigde ruimte voor vrachtwagens, de opstelplaatsen voor afslaand verkeer en de vrijliggende fietspaden. Tevens heeft de raad erop gewezen dat een verschuiving van de rotonde in zuidelijke richting niet mogelijk is in verband met de aansluiting op de tunnel. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in voldoende mate de voor- en nadelen van alternatieven voor het kruispunt heeft afgewogen.
2.3.5. Wat betreft het plandeel met de bestemming "Centrum - 1 (C-1)" voor zover dat betrekking heeft op de gronden van Woo Chi Man, ziet de Afdeling in hetgeen uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken geen grond voor het oordeel dat de bebouwing die dit plandeel mogelijk maakt, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De raad was dan ook niet gehouden om aan de belangen die Woo Chi Man heeft met betrekking tot de herontwikkeling van haar perceel, doorslaggevende betekenis toe te kennen.
2.3.6. Over de uitvoerbaarheid van het plan heeft de raad uiteengezet dat bij de realisatie van het plan weliswaar een tekort zal ontstaan op de grondexploitatie, maar dat dit tekort zal worden gedekt uit algemene middelen. Woo Chi Man heeft niet aannemelijk gemaakt dat een eventueel groter tekort dan bij de planvaststelling voorzien, niet uit algemene middelen zal kunnen worden gedekt.
2.3.7. In hetgeen Woo Chi Man heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep van Woo Chi Man is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woo Chi Man B.V. ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012