ECLI:NL:RVS:2012:BV3220

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103898/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een nummeraanduiding aan een woonwagen in de gemeente Westland

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin zijn verzoek om toekenning van een nummeraanduiding aan een woonwagen werd afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had op 11 mei 2010 de aanvraag van [appellant] om een nummeraanduiding voor zijn woonwagen op het perceel in De Lier afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond en de rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 23 maart 2011.

[Appellant] stelde dat zijn woonwagen, die de uiterlijke kenmerken van een tourcaravan heeft, naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het object niet kan worden aangemerkt als een pand of verblijfsobject volgens de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet BAG), omdat het niet duurzaam met de aarde is verbonden. De rechtbank had dit terecht vastgesteld.

Daarnaast betoogde [appellant] dat het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir had gehandeld door foto's te gebruiken uit een andere procedure. De Afdeling oordeelde dat het college de foto's niet voor een ander doel had gebruikt dan het nemen van een zorgvuldig besluit, en dat het gebruik van deze foto's niet in strijd was met de privacywetgeving.

Tot slot werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de stelling van [appellant] dat in andere gemeenten wel nummeraanduidingen aan tourcaravans worden toegekend, niet onderbouwd was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201103898/1/A3.
Datum uitspraak: 8 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te De Lier, gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 maart 2011 in zaak nr. 10/5455 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2010 heeft het college een aanvraag van [appellant] om toekenning van een nummeraanduiding aan een woonwagen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Westland, locatie LIE00, sectie A, nummer 6506, plaatselijk bekend Oostbuurtseweg (ongenummerd) te De Lier, afgewezen.
Bij besluit van 20 juli 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door zijn [schoondochter], bijgestaan door mr. E. Olof, advocaat te Zeist, en het college, vertegenwoordigd door H. Kartal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de Wet BAG) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder nummeraanduiding: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats.
Ingevolge deze aanhef en onder o wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Ingevolge deze aanhef en onder q wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, voor zover thans van belang, kent de gemeenteraad nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) Westland 2004 (hierna: de Verordening) kan het college aan een object of een te onderscheiden deel daarvan een nummer toekennen.
2.1.1. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot toekenning van een nummeraanduiding hanteert het college het Objectenhandboek basisregistraties adressen en gebouwen, versie 2009 (hierna: het handboek) als uitgangspunt. Hierin wordt een toelichting gegeven op definities genoemd in artikel 1 van de Wet BAG voor het op een juiste wijze toepassen en op een landelijk uniforme wijze interpreteren van deze definities. Volgens het handboek is een pand in elk geval duurzaam met de aarde verbonden als het gebouwd is op funderingen. Maar ook zonder funderingen kan een object duurzaam met de aarde verbonden zijn. Volgens het handboek wordt als criterium binnen de gebouwenregistratie gehanteerd dat een object duurzaam met de aarde verbonden is, als het object naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Met andere woorden: een object is duurzaam met de aarde verbonden als het object geschikt is om permanent te blijven staan en daar ook geplaatst is met de intentie permanent te blijven staan. Het is dan niet meer van belang of in principe de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen, aldus het handboek.
2.2. Het college heeft geweigerd een nummeraanduiding aan de tourcaravan van [appellant] toe te wijzen omdat deze niet valt aan te merken als een pand dan wel een verblijfsobject als bedoeld in de Wet BAG.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zijn woonwagen geen verblijfsobject is als bedoeld in de Wet BAG, omdat het object niet duurzaam met de aarde is verbonden. De rechtbank is daarbij uitgegaan van onjuiste feiten. De woonwagen is naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven en is daar geplaatst met de intentie om permanent ter plaatse te blijven staan, aldus [appellant].
2.3.1. In geschil is of het object van [appellant] naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven.
De Afdeling stelt vast dat het object de uiterlijke kenmerken heeft van een tourcaravan. Gelet daarop is het object naar aard en inrichting niet bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven en kan het reeds daarom niet worden aangemerkt als een pand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder o, van de Wet BAG. Gelet hierop kan het object evenmin worden aangemerkt als een verblijfsobject als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder q, van de Wet BAG waaraan een nummeraanduiding kan worden toegekend. De rechtbank heeft dit terecht onderkend. Het betoog faalt.
2.4. Voorts betoogt [appellant] dat het college heeft gehandeld in strijd met het in artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde verbod van détournement de pouvoir door foto's te gebruiken afkomstig uit een procedure in het kader van een aanvraag van zijn zoon om een bouwvergunning. De rechtbank is ten onrechte voorbijgegaan aan het ter zitting bij de rechtbank namens de zoon van [appellant] geuite bezwaar tegen het gebruik van deze foto's, aldus [appellant].
2.4.1. Dit betoog faalt evenzeer. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak met juistheid overwogen dat het college door het gebruik van de foto's niet heeft gehandeld in strijd met voornoemd verbod. Daartoe heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college de foto's niet heeft gebruikt voor een ander doel dan het nemen van een zorgvuldig besluit. Dat het gebruik van deze foto's in deze procedure in strijd zou zijn met de privacywetgeving, zoals [appellant] ter zitting heeft gesteld, is niet gebleken.
2.5. Tot slot heeft [appellant] ter zitting een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Volgens hem worden in andere gemeenten wel nummeraanduidingen toegekend aan tourcaravans. Los van de juistheid van deze niet nader onderbouwde stelling van [appellant], is de Afdeling van oordeel dat dit niet betekent dat het college daarin aanleiding moest zien een nummeraanduiding aan de tourcaravan van [appellant] toe te kennen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt dan ook.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. De Vries
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012
582-597.