201113423/2/A1.
Datum uitspraak: 2 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011 in zaak nr. 11/2429 in het geding tussen:
[wederpartij A], [wederpartij B], [wederpartij C], [wederpartij D], [wederpartij E], [wederpartij F], [wederpartij G], [wederpartij H], [wederpartij I], [wederpartij J], [wederpartij K], [wederpartij L], [wederpartij M], [wederpartij N], [wederpartij O], [wederpartij P], [wederpartij Q], [wederpartij R], [wederpartij S], [wederpartij T] en [wederpartij U] (hierna tezamen en in enkelvoud: [wederpartij]), allen gevestigd te Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude
Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft het college het verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het op het perceel [locatie] (hierna: het perceel) gelegen voormalige [hotel] voor de huisvesting van buitenlandse werknemers afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2011 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 1 februari 2011 vernietigd voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het perceel, bepaald dat het besluit voor het overige in stand blijft en het college opgedragen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak hebben het college, bij brief van 28 december 2011, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, [hotel], bij brief van 2 januari 2012, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en [wederpartij], bij brief van 4 januari 2012, ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 26 januari 2012. [hotel] heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 23 januari 2012. Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2012, waar het college, vertegenwoordigd door R.M. Klerk, mr. I.T.J. Leuven en A.R. Bink, allen werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. R.C.V. Mans, advocaat te Leiden, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [hotel], vertegenwoordigd door F.J.A.T.M. van Gool, bijgestaan door mr. F.A. Pommer, advocaat te 's-Hertogenbosch, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Tussen Rijn en Rijksweg" rust op het perceel de bestemming "Horecadoeleinden (H)".
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, zijn de in lid 1 bedoelde gronden tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk III voor de betrokken zone als rechtstreeks toelaatbaar (bij wijze van medebestemming) zijn aangegeven. Daarbij is per zone ook aangegeven welke doeleinden na vrijstelling of planwijziging toelaatbaar zijn.
In de bij de planvoorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten is, voor zover thans van belang, het volgende bepaald.
Categorie I "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
- restaurant (zonder bezorg en/of afhaalservice);
Categorie II "middelzware horeca"
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, is het gebied op kaartblad 4 aangewezen als lintbebouwing buiten/binnen de kernen bestemd voor:
- de doeleinden en bouwmogelijkheden overeenkomstig hoofdstuk II
- de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de navolgende tabel en de tabellen 5.1 en 5.2 is aangegeven, hetzij rechtstreeks (medebestemming), hetzij na vrijstelling of na planwijziging.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, is in relatie tot de bestemmingen en bouwmogelijkheden voor de diverse deelgebieden in de navolgende tabel aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorschriften. De (bouw)voorschriften die gelden voor vervolgfuncties bij wijze van medebestemming (aanduiding o in tabel), zijn ook van toepassing op bestaande functies overeenkomstig hoofdstuk II, die worden gecontinueerd.
Tabel 5.2 vervolgfuncties
Ter plaatse van overige bouwvlakken is ten aanzien van de vervolgfunctie wonen/hobbyboeren aangegeven: toelaatbaar bij wijze van (mede) bestemming (o)/toelaatbaar na planwijziging (w). Verder zijn de voorschriften 2, 3, en 4 van toepassing.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, is het verboden gronden/water en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de betrokken grond gegeven (sub)bestemmingen, de daarbij behorende doeleindenomschrijvingen en de overige voorschriften.
2.3. Naar voorlopig oordeel heeft de rechtbank niet ten onrechte geoordeeld dat het gebruik van het voormalig hotel op het perceel voor de huisvesting van buitenlandse werknemers in strijd is met de bestemming "Horecadoeleinden (H)" als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften. De voorzitter wijst in dat verband op de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2011 in zaak nr. 201100886/1/H1 (www.raadvanste.nl). De voorzitter sluit echter gelet op artikel 9, tweede lid, artikel 27, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, in samenhang met tabel 5.1 niet op voorhand uit dat het perceel mede is bestemd voor woondoeleinden en dat in verband daarmee niet tegen het door [wederpartij] gewraakte gebruik kan worden opgetreden. Dat vergt nader onderzoek, mede omdat de rechtbank daaraan niet is toegekomen, waarvoor de bodemprocedure zich beter leent. Gelet hierop en bij afweging van de betrokken belangen ziet de voorzitter aanleiding de gevraagde voorziening toe te wijzen, in die zin dat het college in zoverre geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat de voorzitter, nu [wederpartij] er een gerechtvaardigd belang bij heeft om spoedig duidelijkheid te verkrijgen in verband met de door hem gestelde overlast vanwege het gebruik van het voormalige hotel, zal bevorderen dat de bodemzaak versneld zal worden behandeld als bedoeld in artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat deze op 23 april 2012 ter zitting kan worden behandeld.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude, voor zover het besluit op bezwaar van 1 februari 2010, kenmerk In -4654/4881/4934/Uit-4575, niet in stand is gebleven, geen nieuw besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2012