ECLI:NL:RVS:2012:BV2895
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- A.B.M. Hent
- R.C.S. Bakker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de controle op illegaal verblijf nabij de Duits-Nederlandse grens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, die op 4 juli 2011 de vreemdeling in vreemdelingenbewaring had gesteld. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, alsook schadevergoeding toegekend. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak heeft beoordeeld.
De Afdeling heeft vastgesteld dat de controle op de A67 te Venlo, uitgevoerd op 19 juni 2011, in overeenstemming was met artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000. De vreemdeling betoogde dat de controle niet rechtmatig was, omdat deze zou zijn uitgevoerd op meer dan twintig kilometer van de grens. De Afdeling oordeelde echter dat de controle plaatsvond op de uitrijstrook Venlo, net achter de Duits-Nederlandse grensovergang, en dat de afstand tot de grens niet overschreden werd. De Afdeling concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de controle niet aan de wettelijke eisen voldeed.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard. De Afdeling wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling de beslissing ondertekenden. De zaak benadrukt de strikte naleving van de regels omtrent vreemdelingenbewaring en de controle op illegaal verblijf, vooral in de context van grenscontroles.