ECLI:NL:RVS:2012:BV2878
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake asielaanvraag van vreemdelingen met risico op negatieve aandacht van Iraanse autoriteiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De vreemdelingen, die uit Iran afkomstig zijn, hebben in hun beroep aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Iran te vrezen hebben voor negatieve aandacht van de autoriteiten vanwege hun illegale uitreis en de internetactiviteiten van de man. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vreemdelingen niet in aanmerking komen voor asiel, met name omdat hij geen standpunt heeft ingenomen over de risico's die de vreemdelingen lopen bij terugkeer naar Iran.
De Raad van State heeft de zaak op 26 januari 2012 behandeld. De minister heeft in zijn besluit gesteld dat de vreemdeling niet geloofwaardig is in zijn verklaringen over zijn uitreis en dat eerdere arrestaties niet geloofwaardig zijn geacht. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat het besluit van de minister onvoldoende is gemotiveerd, omdat er geen beoordeling is gemaakt van het risico dat de vreemdelingen lopen bij terugkeer naar Iran. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de minister in zijn besluit niet adequaat is ingegaan op de vrees van de vreemdelingen voor negatieve aandacht van de autoriteiten.
De Raad van State heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de minister bij besluiten die de rechten van vreemdelingen raken, vooral in situaties waarin risico's voor de betrokkenen bestaan bij terugkeer naar hun land van herkomst.