201107966/1/A1.
Datum uitspraak: 1 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zwartemeer, gemeente Emmen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 juli 2011 in zaak nr. 10/210 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Emmen.
Bij besluit van 19 januari 2007 heeft het college aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een hoofdgebouw en drie sanitaire gebouwen op het terrein van het sportlandgoed 't Swartemeer te Zwartemeer, gemeente Emmen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 februari 2010 heeft het college, opnieuw beslissend op het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, dat bezwaar ongegrond verklaard en de verlening van bouwvergunning en vrijstelling onder aanvulling van de motivering daarvan gehandhaafd.
Bij uitspraak van 12 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 februari 2010 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. B.F. Bult, en het college, vertegenwoordigd door J. van der Veen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien:
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;
2.2. Het bouwplan, dat reeds is gerealiseerd, ziet op het oprichten van een hoofdgebouw en drie sanitaire gebouwen ten behoeve van een sportlandgoed op het perceel.
2.3. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd was met het ten tijde van het besluit van 19 januari 2007 ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Emmen".
Om voor de uitvoering van het bouwplan niettemin bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college daarvan bij dat besluit vrijstelling verleend krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.4. Bij besluit van 28 september 2006 heeft de raad van de gemeente Emmen het bestemmingsplan "Sportlandgoed 't Swartemeer" vastgesteld.
Bij besluit van 15 mei 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe besloten over de goedkeuring van dat bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 18 juni 2008 in zaak nr.
200704458/1heeft de Afdeling het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 5 mei 2007 vernietigd, voor zover het betreft een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Sportlandgoed" en de aanduiding "horeca", zoals nader aangegeven op een bij deze uitspraak behorende kaart, goedkeuring onthouden aan dat gedeelte en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit, voor zover dat is vernietigd, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan "Sportlandgoed 't Swartemeer". Daartoe voert hij aan dat een deel van het reeds gerealiseerde hoofdgebouw is gelegen op gronden binnen het plandeel waaraan goedkeuring is onthouden.
2.6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 januari 2002 in zaak nr. 200005648/1; AB 2002, 190), kan bouwvergunning slechts worden verleend op een daartoe strekkende aanvraag.
2.6.1. De rechtbank heeft aan de hand van de bij de aanvraag om verlening van bouwvergunning behorende situatietekening bezien of het bouwplan in zijn geheel is geprojecteerd binnen het goedgekeurde plandeel, als weergegeven op de bij het bestemmingsplan "Sportlandgoed 't Swartemeer" behorende plankaart. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat het bouwplan, zoals dat is aangevraagd, binnen het goedgekeurde plandeel is gelegen.
Voor zover [appellant] betoogt dat het bouwplan, zoals dat is gerealiseerd, afwijkt van hetgeen is vergund en is gelegen binnen het plandeel waaraan goedkeuring onthouden is en dat het gebruik afwijkt van hetgeen in de aanvraag is vermeld, is dat tevergeefs, reeds omdat, zoals hiervoor is overwogen, een bouwvergunning slechts kan worden verleend zoals deze is aangevraagd en derhalve ook slechts de situatie als aangegeven bij de aanvraag relevant is.
2.6.2. Gelet hierop, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat voor het realiseren van het bouwplan, zoals dat is aangevraagd, ten tijde van het besluit van 3 februari 2010 geen vrijstelling meer was vereist. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de gronden van beroep, voor zover gericht tegen de verleende vrijstelling, geen bespreking meer hoeven.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012