ECLI:NL:RVS:2012:BV2424

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106257/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 april 2011, waarin zijn beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De raad had op 5 augustus 2009 de aanvraag van [appellant] afgewezen, maar heeft dit besluit op 27 oktober 2009 herroepen en alsnog een toevoeging verleend. Echter, het verzoek van [appellant] om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar werd afgewezen, omdat de raad geen onrechtmatigheid kon worden verweten. De rechtbank oordeelde dat de raad van het horen van belanghebbenden kon afzien, omdat aan het bezwaar van [appellant] volledig was tegemoetgekomen, behalve wat betreft de kostenvergoeding.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad van het horen heeft kunnen afzien. Hij stelt dat zijn verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar niet is ingewilligd, wat volgens hem betekent dat de raad niet volledig aan zijn bezwaar tegemoet is gekomen. De Raad van State overweegt dat de raad het bezwaar gegrond heeft verklaard en de toevoeging alsnog heeft verleend, maar dat de kostenvergoeding terecht is afgewezen omdat [appellant] niet tijdig de benodigde stukken heeft overgelegd bij zijn aanvraag.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing wordt genomen in naam der Koningin, waarbij de uitspraak openbaar wordt gedaan op 1 februari 2012.

Uitspraak

201106257/1/A2.
Datum uitspraak: 1 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Roosendaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 april 2011 in zaak nr. 09/5752 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2009 heeft de raad een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 5 augustus 2009 herroepen en het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar afgewezen.
Bij uitspraak van 18 april 2011, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 juli 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 31 augustus 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Awb kan van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
2.2. Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de raad het tegen het besluit van 5 augustus 2009 gerichte bezwaar gegrond verklaard, dat laatste besluit herroepen en de toevoeging alsnog verleend. Daarbij heeft de raad tevens het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar afgewezen, omdat geen sprake was van aan hem te wijten onrechtmatigheid nu [appellant] de door hem eerst in bezwaar overlegde stukken niet bij de aanvraag heeft overgelegd.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad van het horen heeft kunnen afzien. Hierbij voert hij aan dat de raad niet volledig aan zijn bezwaar is tegemoet gekomen omdat zijn verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar is afgewezen.
2.4. [appellant] heeft in de bezwaarfase stukken aan de raad toegezonden waaruit blijkt dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is. Voor de raad is dit aanleiding geweest het besluit van 5 augustus 2009 te herroepen en alsnog een toevoeging te verlenen. Omdat [appellant] deze stukken niet bij de aanvraag heeft overgelegd en niet is gebleken dat hij deze stukken niet eerder heeft kunnen overleggen, is het besluit niet herroepen wegens aan de raad te wijten onrechtmatigheid. Dit betekent dat de raad het verzoek om vergoeding van gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar terecht heeft afgewezen.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de raad aan het bezwaar van [appellant] is tegemoetgekomen. De raad heeft daarom ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Awb van het horen kunnen afzien. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012
85-729.