201105518/1/H1.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Paardenhouderij Equantico B.V., gevestigd te Liessel, gemeente Deurne,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 maart 2011 in zaak nr. 08/3958 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college het verzoek van T.R. Ranch B.V., de rechtsvoorgangster van Equantico, om handhavend op te treden tegen het gebruik van de woning aan de [locatie] te Liessel (hierna: het perceel) als burgerwoning, afgewezen.
Bij besluit van 12 september 2008 heeft het college het door T.R. Ranch B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 17 juli 2007, onder aanvulling van de motivering daarvan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 31 maart 2011, verzonden op 1 april 2011, heeft de rechtbank het door T.R. Ranch B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Equantico bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Equantico heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 december 2011, waar Equantico, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.E.H.G. Paping-Driessen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Op grond van het ten tijde van belang ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied, herziening I: manege Leenselweg" (hierna: het bestemmingsplan) rustte op het perceel de bestemming "manege". Ingevolge artikel 3 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen op gronden met deze bestemming uitsluitend bouwwerken ten dienste van een manege - een bedrijfswoning daaronder begrepen - worden gebouwd.
Ingevolge artikel 1, onder 6, wordt onder een bedrijfswoning verstaan: Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, is het verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
2.2. Het gebruik van de woning op het perceel als burgerwoning is in strijd met het bestemmingsplan. Het college is dan ook bevoegd daartegen handhavend op te treden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. Equantico betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte concreet zicht op legalisatie aanwezig heeft geacht. Daartoe voert zij aan dat het verzoek om handhaving en het besluit van 12 september 2008 dateren van voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied" en dat derhalve geen beroep kan worden gedaan op artikel 24.7. van de voorschriften van dit bestemmingsplan.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 februari 2009 in zaak nr.
200802786/1), moet voor het bestaan van concreet zicht op legalisatie door herziening van het bestemmingsplan in het algemeen, ten tijde van het besluit op bezwaar, een ontwerp van de herziening ter inzage zijn gelegd. Het ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied" is op 14 april 2006 ter inzage gelegd, op 10 december 2008 in werking getreden en op 31 maart 2010 onherroepelijk geworden. Aldus was het ontwerp-bestemmingsplan ruim voor het besluit van 12 september 2008 ter inzage gelegd.
Nu in artikel 24.7. van de voorschriften van dit bestemmingsplan onder voorwaarden de mogelijkheid wordt geboden om vrijstelling te verlenen teneinde het bewonen van een bedrijfswoning behorend bij een niet-agrarisch bedrijf zonder dat een directe relatie bestaat tussen de hoofdbewoners van de bedrijfswoning en het niet-agrarisch bedrijf toe te kunnen staan, en het college heeft aangegeven ruimhartig van deze mogelijkheid gebruik te zullen maken, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat ten tijde van het nemen van het besluit van 12 september 2008 concreet zicht op legalisatie bestond.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012